woensdag 23 juni 2010

Benedictus XVI: Dilemma van alleen maar vrijheid

Als voorbereiding op een preek voor zondag las ik iets van Paus Benedictus XVI, over Waarheid en Vrijheid, uit John F. Thornton en Susan B. Varenne (eds), The Essential Pope Benedict XVI; his central writings and speeches (New York: HarperOne, 2007), pp. 337-353. De goede broeder schrijft zo dik als de Londense mist, maar dat mag hij als Duits wetenschapper. In het Engels vind ik hem goed leesbaar al moet je soms drie keer bekijken wat hij nu eigenlijk zegt. Over het thema van vrijheid zegt hij zaken die mijns inziens goed het dilemma van onze (post)moderne tijd aangeven. De zoektocht naar vrijheid, die in zijn huidige vorm in de Verlichting begon, is bezig op een fiasco uit te lopen en verziekt mens en samenleving.
De radicale eis om vrijheid [...] die vandaag in grote mate de publieke mentaliteit schept, geeft er de voorkeur aan om [...] niet uit [anderen] noch voor [anderen] te zijn, maar om geheel vrij te zijn. Met andere woorden, het beschouwt wat in wezen fundamenteel is aan het menselijk bestaan zelf, als een aanval op de vrijheid. [...] De radicale roep op vrijheid vereist de bevrijding van de mens van het wezen van zijn mens-zijn, zodat hij een ‘nieuw mens’ kan worden. In die nieuwe samenleving hebben de afhankelijkheidsrelaties die het Ik inperken en de noodzaak van jezelf geven [voor de ander], niet langer bestaansrecht. (p. 347)

De ware God is naar zijn eigen aard volledig zijn-voor (Vader), zijn-uit (Zoon), en zijn-met (Heilige Geest). De mens is [...] Gods beeld, precies in zoverre als ‘uit’, ‘met’ en ‘voor’ het fundamentele antropologische patroon vormen. Altijd als er een poging wordt gedaan om ons te bevrijden van dit patroon, zijn we op weg [...] naar ontmenselijking, naar de vernietiging van het zijn zelf door de vernietiging van de waarheid. (p. 347)

De vrijheid van de mens is gedeelde vrijheid, vrijheid in het samengebalde bestaan van vrijheden die elkaar beperken en ondersteunen. Vrijheid moet worden beperkt aan de hand van wat ik ben, van wat wij zijn, anders doet het zichzelf teniet. [...] Maar dit betekent dat ordening [BXVI gebruikt het Duitse woord Recht, wat zowel op orde als op de wet duidt.] niet de conceptuele antithese is van vrijheid maar integendeel, haar voorwaarde, ja, een vormend element van die vrijheid zelf. Ordening is geen obstakel voor vrijheid maar het schept haar. De afwezigheid van ordening is de afwezigheid van vrijheid. (p. 348)

Om vrijheid goed te begrijpen, moeten we altijd aan haar denken in samenhang met verantwoordelijkheid. In overeenstemming daarmee kan de geschiedenis van bevrijding dus nooit bestaan tenzij als geschiedenis van groei in verantwoordelijkheid. Een toename van vrijheid kan nooit eenvoudigweg gelegen zijn in het meer en meer ruimte geven aan individuele rechten – dat leidt tot absurditeit en de vernietiging van die individuele rechten zelf. Toename van vrijheid moet een toename van verantwoordelijkheid zijn, wat de aanvaarding behelst van de steeds sterkere samenhang die vereist is, zowel door de aanspraken van het gedeelde bestaan van de mensheid als door [de noodzaak van] conformiteit aan de essentie van het [individuele] mens-zijn. (p. 349)

1 opmerking:

mbuurman zei

Zeer waar.
Het zou goed zijn als deze boodschap bij veel mensen zou overkomen.
Maar of dat gebeurt...