Een bark is een fraai schip – de trots van onze vloot in vervlogen tijden. Dat het woord bark uit Egypte komt, is wel een treurig feit voor wie meent dat er zoiets bestaat als een ‘zuivere’ cultuur. Het werd oorspronkelijk door de Kopten gebruikt in de vorm van bari, voor schepen die op de Nijl voeren. Via Grieks, Romeins en Portugees werd het onze bark.
De kabel waarmee die bark aan de kade werd vastgelegd, hebben we van het Arabische habl. En als we aan zo’n kabel sjorren, moeten we de Arabieren bedanken die dit djarra noemden. Averij komt van awaar, beschadiging, en een schip opkalefateren komt van het Arabische kallafa, het teren van een schip. En als je vaart kan je last hebben van de moesson, van het Arabische mausim, of van de sirroco, van het Arabische sharqi.
Tenslotte, onze admiraal de Ruyter, wat een vaderlandse held, ontleende zijn titel admiraal aan de Arabieren. De baas van de vloot was de Amir al-Bahr, de prins van de zee.
Wat een Arabische invloed in onze taal! Enthousiast van deze culturele invloed op de westerse wereld wilde de Libische leider Muammar Kaddafi nog een stapje verdergaan. Hij verklaarde een jaar of wat geleden dat de Engelse literatuur de Arabieren wel erg dankbaar mocht zijn. Niemand minder dan Shakespeare zou eigenlijk een Arabier zijn geweest, die luisterde naar de naam Sheikh Zubayr.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten