Ds. W. Visscher, predikant in Amersfoort, schreef in het Reformatorisch Dagblad een kritiek op de woordcombinatie van christelijk en conservatief. Zijn meest centrale vraag is, of conservatief een antwoord is op de morele crisis waarin de samenleving verkeert. Die vraag zet ons meteen op het verkeerde been. Christenen die conservatief zijn, zullen niet snel van mening zijn dat een politieke partij of richting antwoord geeft op de morele crisis van de samenleving. Daarvoor hebben we de kerk.
Christelijk en conservatief lijkt me, om te beginnen, een goede woordcombinatie, want het onderscheid mijn politieke visie en stemgedrag als christen van christelijk en socialistisch, en van christelijk en liberaal. Want dat kan toch ook? Dat lijken mij allebei foute keuzes, maar christenen maken zulke keuzes nu eenmaal, en doen dat naar ze menen op grond van hun christelijk geloof. Mijn keus is anders: ik kies als christen voor conservatief.
Ik besef dat conservatisme een breed begrip is en maar moeilijk te definieren. Conservatisme pretendeert niet een oplossing te zijn van een morele crisis. Het is een politieke visie die zich verzet tegen socialisme en liberalisme als politieke stromingen. Die stromingen zijn allebei te optimistisch over de mens en de maakbaarheid van de samenleving en neigen dus naar fouten in de organisatie van de samenleving.
‘Mijn’ conservatisme legt de nadruk op de noodzaak om bij de inrichting van de samenleving vooral vast te houden aan wat altijd heeft gewerkt, en om geen veranderingen door te voeren omwille van een ver toekomstperspectief van een ideale samenleving. Het erkent het kwaad in de mens, maar net zo goed in de overheid. De individuele vrijheid heeft soms beteugeling nodig, maar evengoed de overheid.
Als voorbeeld van ‘verkeerd conservatief’ wijst Visscher op de kredietcrisis, die is bevorderd door de doctrine van de vrije markt en conservatief denken. Los van de vraag of dat zo is, meen ik als conservatief dat dit voorbeeld alleen aantoont dat we een goede overheid nodig hebben die op het economisch leven toezicht houdt; het zegt niks over de omvang van die overheid. Nederland hoort bij de landen met torenhoge belastingen. Dat garandeerde in Nederland geen goed toezicht op het economische leven in Nederland. De val van de DSB-bank is daarvan toch een goed voorbeeld? Een kleine overheid kan toch ook goed toezicht op het economisch leven houden zonder teveel taken naar zich toe te trekken die de samenleving zelf zou kunnen uitvoeren?
Visscher omschrijft het conservatisme voorts als een cultureel-pedagogisch programma dat samenhangt met de klassieke oudheid, en omdat dit bij uitstek levensbeschouwelijk gekleurde zaken zijn, vindt hij het niet nodig voor een christen. “In de Bijbel komen we veel aanwijzingen voor een goede opvoeding tegen. De wijsheidsliteratuur –Spreuken bijvoorbeeld– en het boek Deuteronomium zijn een aansporing tot het opvoeden van het jongere geslacht.” Jeruzalem heeft niets met Athene, suggereert hij. Ik begrijp de moeilijkheid voor Visscher in het beschrijven van wat 'conservatief' is, maar mag ik suggereren dat ik bij ‘klassiek’ meer denk aan de kerk van de oudheid en hoe die kerk de christelijk boodschap vorm gaf in de oudheid? Ik wijs graag op de paleo-orthodoxe houding die met recht klassiek genoemd kan worden.
Visscher wijst op gebed en bekering als weg naar vernieuwing van de samenleving. Daarin geef ik hem helemaal gelijk, maar ik vind het ten onrechte dat hij daaruit concludeert dat de christen dus geen politieke filosofie nodig heeft. Als gebed en bekering voldoende zijn, hebben we sowieso geen christelijke politiek nodig. Maar die christelijk politiek heeft een vorm nodig voor de implementatie van het bijbels geloof in de samenleving. Daarvoor wijst de bijbel de koers, maar het is geen blauwdruk; het levert niet zomaar een partijprogram. Bij het schrijven van een goed program vind ik het conservatisme buitengewoon behulpzaam om vorm te geven aan hoe we zorg, liefde, veiligheid etc in de samenleving waarborgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten