De vroegste kerk was overtuigd van het belang van apostolische successie. Ik heb geen twijfel aan deze zaak. Laat me hier laten zien waarom ik ervan overtuigd ben dat de 12 apostelen kerkleiders hebben aangesteld die van de apostelen de opdracht kregen om op hun beurt weer kerkleiders aan te stellen, en zo voort. Dat is het systeem van apostolische successie. Ik gebruik bewust het woord ‘kerkleiders’ in dit verband, omdat volgens mij vanaf het begin nog niet strak was vastgelegd hoe de structuur precies zou worden.
Timotheus en Titus als voorbeelden
Laten we beginnen met de bijbel. Opvallend is dat toen de discipel Judas zichzelf had verhangen, er een gevoel bij de apostelen bestond dat zijn plaats moest worden ingenomen. Er was iets speciaals met de eerste groep van 12 apostelen, waar Paulus als 13de aan werd toegevoegd. (Han 1:20)
Me dunkt dat Timotheus en Titus typische voorbeelden zijn van kerkleiders die werden aangesteld door de apostelen om vervolgens weer andere leiders aan te stellen. Beide brieven aan Timotheus en die aan Titus leggen de nadruk op hun taak om betrouwbaar leiderschap aan te stellen en op te leiden. Hier was sprake van een hierarchische relatie, en centraal staat de christelijke leer die moet worden bewaard en doorgegeven. De twee brieven van Paulus aan Timotheus zijn hiervan duidelijke getuigen. Een voorbeeld daaruit
Mijn kind, wees sterk door de genade van Jezus Christus. Geef wat je in aanwezigheid van velen van mij hebt gehoord, door aan betrouwbare mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen. (2 Tim 2:1-2)
Aan Titus schreef Paulus ook een duidelijke opdracht die op hierarchie en een nadruk op het bewaren van de apostolische leer duidt:
Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en in elke stad presbyters (oudste, priester) aan te stellen. […] Een episkopos (opziener, bisschop) moet als beheerder van Gods huis onberispelijk zijn. […] En hij moet zich houden aan de betrouwbare boodschap die in overeenstemming is met de leer, zodat hij in staat is om anderen met heilzaam onderricht te bemoedigen en dwarsliggers terecht te wijzen. (Tit 1:5,7,9)Clemens van Rome
Tussen het jaar 70 en 95 schreef Clemens van Rome (zie afbeelding bij dit artikel) een brief aan de gemeente in Korinthe. Die laatste gemeente had aan de gemeente in Rome om hulp gevraagd om wat problemen op te lossen. Clemens leidde de kerk in Rome sinds de jaren ’60 van de eerste eeuw. Hij moet de apostelen Petrus en Paulus en wellicht anderen hebben gekend. Meer over deze Clemens en zijn brief is te lezen op mijn blog over die brief. (Zie ook Addendum onderaan)
Clemens moest dus een probleem in Korinthe helpen oplossen. Het centrale probleem daar was dat de gemeente, of in elk geval een deel ervan, tegen hun eigen presbyteroi (oudsten of priesters) in opstand was gekomen. Clemens noemt dat een 'afschuwelijk en onheilige schisma'. (1:1) Dit is volgens hem veroorzaakt doordat ze de idealen van harmonie en nederigheid hebben losgelaten. (3:1-4, 14:1, 16:1)
Clemens roept de gemeente op om de leiders te respecteren en presbyters (oudsten of priesters) te eren. (21:6) Hij heeft duidelijk een hiërarchische visie op de kerk, want hij vergelijkt de gemeente met een leger, waar iedereen de leiding nauwkeurig gehoorzaamt. In het leger heb je ook rangen en standen, en die kunnen niet zonder elkaar. (37:2-4)
Ook vergelijkt Clemens de gemeente met het menselijk lichaam; alle leden werken in harmonie samen en zijn verenigd in wederzijdse onderwerping, ten dienste van het hele lichaam. Zo moeten de gelovigen in Korinthe zich wederzijds aan elkaar onderwerpen, naar de mate van ieders geestelijke gave. (37:5-38:1)
In overeenstemming met de zeer nauwkeurige ordering van de eredienst in het Oude Testament, met priesterlijke rangen en standen en nauwkeurige voorschriften voor hoe de offers moesten worden gebracht, zo moet ook de kerk zich nauwkeurig houden aan de ordening die door de apostelen is bepaald, zegt Clemens. (40:1-41:4) Wat voor ordening hebben de apostelen dan bepaald? In I Clemens 42 lezen we:
De apostelen ontvingen het evangelie voor ons van Jezus Christus, en Jezus de Christus werd door God gezonden. Dus Christus is van God, en de apostelen zijn van Christus; beiden kwamen ze in de juiste (volg)orde door de wil van God. […] En terwijl (de apostelen) van land tot land en van stad tot stad preekten, stelden ze hun eerste bekeerlingen aan […] om episkopoi (opzieners of bisschoppen) en diakenen te zijn van de toekomstige gelovigen. (42:1-4)
Interessant is dat Clemens het nodig vindt om aan te tonen dat de instelling van bisschoppen en diakenen geen vernieuwing was, maar iets wat al eerder in de Schriften was aangekondigd. (I Clemens 42:5) Er waren blijkbaar gemeenteleden die dit niet serieus namen; anders hadden ze hun leiders niet aan de kant gezet. Clemens legt nadruk op de ‘apostolische’ aanstelling van deze kerkleiders.
Clemens laat vervolgens zien dat Mozes ook leiders aanstelde uit het volk, en wel zo dat allen zagen dat hij dat deed overeenstemming met de wil van God. Hij deed dit heel publiekelijk, ‘opdat geen wanorde zou ontstaan in Israel.’ (43:6) In I Clemens 44 zegt Clemens verder:
Onze apostelen wisten [net als Mozes] door onze Heer Jezus Christus dat er strijd zou komen over de titel van episkopos. Daarom, omdat hen volledige voorkennis was gegeven, hebben ze hen aangesteld die ik hiervoor noemde, en daarna hebben ze de opdracht toegevoegd, dat als die zouden overlijden, andere bekwame mannen hen in hun bediening (Gr: leitourgia) zouden opvolgen. Diegenen dus die door hen zijn aangewezen, of daarna door andere eerbare mannen met de instemming van de hele kerk, en die de kudde van Christus zonder blaam, nederig, vreedzaam en onbaatzuchtig hebben gediend, die mannen zijn volgens ons dus onterecht uit hun bediening verwijderd. We zijn niet schuldig aan een kleine zonde als we hen uit het ambt van episkopos ontslaan die op een vlekkeloze en heilige manier de gaven hebben geofferd. Gezegend zijn de presbyteroi die al zijn heengegaan (en die dus niet bang hoeven te zijn dat ze uit hun ambt worden verwijderd).
Clemens veroordeelt dus scherp wie zich tegen de terecht aangestelde leiders hebben opgesteld, en maakt duidelijk dat die scheuringmakers zich moeten bekeren. (45:3-4, 46:5-7, 47:6-7, 48:1, 57:1-2 58:2, 63:1-4) Hij wekte die scheuringmakers op om het welzijn van de gemeente boven zichzelf te stellen (51:1-2) en om naar een andere stad te gaan, zodat de harmonie kan worden hersteld en de kudde van Christus vrede kan hebben met de correct aangestelde presbyters. (54:1-3)
Opvallend in deze brief van Clemens van Rome:
1. Het lijkt of Clemens geen onderscheid lijkt te maken tussen de termen presbyteros en episkopos. Gaat het bij hem om hetzelfde ambt? Dat lijkt in deze brief wel het geval te zijn.
2. Clemens benadrukt het belang van het kerkelijk leiderschap in Korinthe door te onderstrepen dat er sprake is van een door de apostelen onderwezen en opgedragen opvolging. God zond Jezus, Jezus zond de apostelen, de apostelen stelden de daarop volgende generatie leiders aan, en die stelden zelf hun opvolgers aan. Er was dus duidelijk sprake van een apostolische hiërarchie en opvolging, ingesteld door de apostelen, en bedoeld om verdeeldheid in de kerk te vermijden.
3. Hij zegt dat de kerkleden het met de aanstelling van de leiders eens waren. Misschien werd hun formele of informele instemming gevraagd bij de aanstelling van hun leiders? Dat lijkt er wel op.
Addendum: Wie was Clemens van Rome?
Dionysius, bisschop van Korinthe rond 170 na Chr., schrijft in een brief aan de de Romeinse bisschop Soter, dat de brief van Rome aan Korinthe van de hand van Clemens is, zonder dat hij zegt wie dat is. (1) Irenaeus, die tegen het eind van de tweede eeuw leefde, schrijft dat de schrijver van de brief Clemens is, degene die bisschop van Rome was van 92-101 na Chr. (2) De kerkhistoricus Eusebius bevestigt dit. (3) Clemens van Alexandria (eind tweede eeuw) citeert uit de brief en noemt de schrijver de 'apostel Clemens'. (4)
Michael M. Holmes acht het discutabel dat Clemens de ‘derde bisschop’ van Rome was, omdat volgens hem het eenhoofdige episcopaat ten tijde van Clemens nog niet zou zijn ontwikkeld. Dit commentaar zegt niks over de vraag of de persoon die later door Irenaeus wellicht ten onrechte en anachronistisch de 'derde bisschop' wordt genoemt, niet toch de persoon is waarop Irenaeus duidt. Holmes acht dit mogelijk en suggereert dat Clemens te midden van het meerhoofdig leiderschap wellicht de belangrijkste was. (5)
A. Cleveland Coxe zegt dat hij aanvankelijk een mede-presbyter was in Rome met Linus en Cletus, maar dat die wellicht onder Nero omkwamen, en dat Clemens zodoende als enige leider overbleef. Dat was niet vreemd, omdat Clemens toch al veel respect genoot als metgezel van de apostelen. Cleveland Coxe zegt voorts dat Clemens waarschijnlijk een heiden en Romein was. Hij verwijst dat naar de brief van Paulus aan de Philipppenzen waar een Clemens wordt genoemd. (Phil. 4:3). (6) Cleveland Coxe legt dit verband met deze Clemens in de Philippenzenbrief in navolging van Origines; die suggereert dat het gaat om dezelfde persoon. Of Origines hier meer aanleiding voor had dan dat het om dezelfde, veel voorkomende, naam gaat, is onbekend. (7)
Voetnoten:
[1] Clayton N. Jefford, The Apostolic Fathers and the New Testament (Peabocy, 2006), p. 17.
[2] Jack N. Sparks (ed), The Apostolic Fathers (Nashville, 1978), pp. 15-16.
[3] Eusebius, Church History, 4.23.11.
[4] Jefford, pp. 17-18.
[5] Michael M. Holmes (editor and translator), The Apostolic Fathers; Greek Texts and English Translations (Grand Rapids, 1992, 2007), pp. 34-35.
[6] A. Cleveland Coxe, 'Introductory Note to the First Epistle of Clement to the Corinthians', in The Apostolic Fathers with Justin Martyr and Irenaeus, The AnteNicene Fathers Vol. I (Grand Rapids, 1987), p. 1.
[7] Holmes, p. 35.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten