Boek van Pastorale Regels
DEEL 1: Betreffende de kwalificaties van degene die tot een positie van geestelijk leiderschap komt
Para 1: zie hier
Para 2: zie hier
Para 3: zie hier
Para 4: zie hier
Para 5: zie hier
Paragraaf 6 Wie nederig de last van geestelijk leiderschap ontvluchten, zijn werkelijk nederig als ze de goddelijke besluiten niet weerstaan
Gregorius legt uit dat het aanvaarden van een rol van leiderschap een bewijs van ware nederigheid kan zijn.
Er zijn mensen die uit ware nederigheid vluchten [voor het geestelijk ambt] omdat ze zichzelf onwaardig achten. Als dat vergezeld gaat van andere deugden is deze nederigheid echt in de ogen van God zolang de kandidaat niet obstinaat weigert om te ondernemen wat nuttig is. Want niemand is waarlijk nederig als hij door het besluit van de hoogste wil begrijpt dat hij behoort te regeren, maar het dan weigert.
Immers, als iemand onderworpen is aan de besluiten van de goddelijke wil en afkerig van de obstinaatheid die voortkomt uit de zonde, en als hij reeds is begenadigd met de giften waarmee hij anderen kan helpen, dan behoort hij gehoorzaam te zijn in zijn gedrag, al is het met tegenzin, wanneer hij opdracht krijgt een positie van geestelijk leiderschap te aanvaarden.
Er zijn genoeg redenen om geen verantwoording te willen nemen. Maar als je daartoe wordt uitgenodigd en de kwestie is van belang, moet je niet weigeren, zegt Gregorius.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten