zaterdag 22 januari 2011

Gregorius 1.1: Kerkelijk gezag alleen voor ervaren gelovigen

Gregorius de Grote:
Boek van Pastorale Regels


Rond het jaar 595 schreef Gregorius zijn Pastorale Handboek voor Kerkleiders. De komende weken hoop ik de wijsheden uit dat boekje hier te publiceren, ter lering van mezelf en misschien van anderen.

DEEL 1: Betreffende de kwalificaties van degene die tot een positie van geestelijk leiderschap komt

Para 1. Onervarenen moeten geen gezag krijgen
Niemand meent een kunst te kunnen onderwijzen welke hij zich niet eerst door studie eigen heeft gemaakt. Hoe dwaas is het dus voor onervaren mensen om geestelijk gezag te nemen terwijl de zorg voor de ziel de kunst der kunsten is. Want wie beseft niet dat de kwellingen van de ziel meer verborgen zijn dan de inwendige wonden van het lichaam? En toch, hoe vaak beweren zij die totaal onbekend zijn met geestelijke voorschriften, dat ze arts van het hart zijn, terwijl een ieder die onbekend is met de kracht van medicijnen zich te zeer zou generen om als arts van het lichaam gezien te worden.

Het idee dat onervaren gelovigen leiderschap in de kerk kregen, was nadat het Christendom snel begon te groeien als populaire godsdienst, niet onaanzienlijk. Wie tot de rijkere klasse behoorde kon besluiten kerkelijk carrière te maken toen de politiek en de kerk steeds meer vervlochten raakten na de ommekeer van keizer Constantijn. Gregorius waarschuwt hier tegen mensen die priester of bisschop worden zonder veel geestelijke bagage. Maar een goede kerkleider heeft ervaring nodig. Wat voor ervaring nodig is zal Gregorius later ontvouwen, maar hij doelt op het Christen-zijn, in studie van de Bijbel, in geestelijkheid, in gebed, en in pastoraal werk.
Door de wil van God is het zo dat een ieder in een positie van gezag in de huidige tijd, de neiging heeft om godsdienst serieus te eerbiedigen, maar er zijn velen die door de verleiding van gezag in de heilige Kerk jagen naar de glorie van de eer. Ze willen worden gezien als leraren en ze verlangen ernaar boven anderen te staan, precies zoals de Waarheid zegt: ‘ze zoeken de eerste plaatsen op feesten en de voornaamste zetel in de bijeenkomsten.’ Ze zijn des te meer onbekwaam om waardig te dienen in de taak van geestelijke zorg omdat ze tot de positie van het onderwijzen van nederigheid zijn gekomen louter door hun ijdelheid.

Dat is dus de klacht van Gregorius. Teveel kerkleiders zien dat ambt als een koestering van hun ijdelheid en als eervolle manier om gezag uit te oefenen. Maar hoe kan iemand die een baantjesjager is, anderen onderwijzen over nederigheid? Zo iemand is de verkeerde man op de verkeerde plaats.
De boodschap van de leraar wordt verward als de ene zaak wordt geleerd en het ander onderwezen.

Mooi gezegd. Wie nederigheid aan de kerk onderwijst maar het zelf niet is, leert zijn leerlingen geen nederigheid maar het omgekeerde.
Tegen zulke personen klaagt de Heer door de profeet, zeggende: ‘Ze hebben geheerst, maar niet door mij; ze zijn als vorsten bevestigd maar ik weet er niets van.’ Ze heersen door hun eigen gezag, niet door de wil van de opperste Heerser. Ze worden niet geschraagd door [hun] deugd noch door een goddelijke roeping, maar door het vuur van hun eigen hebzucht. In plaats van hun positie van geestelijk gezag te ontvangen, grijpen ze er naar. En toch, de inwendige Rechter is het die ze voorthelpt en ook oordeelt, omdat degenen die hij met zijn permissie tolereert, in het oordeel van de veroordeling niet zal kennen. [....] In essentie, klaagt de Waarheid dat Hij door hen niet gekend wordt en hij verklaart dat Hij het gezag niet erkent van hen die Hem niet kennen, want degenen die de Heer niet kennen, zijn door Hem niet gekend. [...]

Interessant dat Gregorius meldt dat het toch God is die zulke mensen ‘tolereert’. Immers, als dat niet zo was, zouden de door hun bediende sacramenten ook betekenisloos zijn. Zo ver is de Kerk nooit gegaan. Slechte ambtsdragers maken de sacramenten niet onwerkzaam. Het ambt blijft dus gerespecteerd, maar de ambtsdrager komt onder Gods oordeel. Om het wat anders te zeggen: je kunt in Gods Koninkrijk prachtig werk doen, maar om je innerlijk leven (of het gebrek eraan) onder Gods oordeel vallen. Wee ons. Wat zijn dat wel goede leiders? Ik zie hier drie aspecten: deugd, roeping van God, en gevraagd worden.
Deze onervarenheid van de herders valt, naar waarheid, vaak samen met de verdiensten van de leken; immers, hoezeer herders ook laakbaar zijn als ze niet het licht van de kennis hebben, het is [zo dat] zij die onwetend volgen, ook [zelf] overtreders worden. Om deze reden zegt de Waarheid zelf in het Evangelie: ‘Als de blinde de blinde leidt, vallen ze allebei in de put.’ [...]

Opvallend dat Gregorius hier ook de verantwoording bij de kudde legt. Zijn verwijt geldt de slechte herders, maar evengoed de kudde die zo’n herder tolereert. De oude kerk kende geen dictatoriale visie op leiderschap; de aanstelling van kerkleiders geschiedde vaak in samenspraak tussen de bisschoppen en de mensen die de kerkbanken en de collectezakken vulden.

4 opmerkingen:

Paul Miller zei

Grappig. En goed dat je wat van de historische context meegeeft. Leg je voor jezelf ook verbanden met het heden? Het leergezag vindt nu ten dele plaats binnen het beroepsonderwijs, buiten de toediening van de sacramenten om dus.
Vertaal je trouwens alles zelf? If so...., good heavens.

Unknown zei

Ha Jack. Maar je moet toch toegeven dat ik op subtiele manier met [...] ook aangeef dat ik niet alles vertaal.

Ja zal wel een klusje worden.

Verbanden met het heden? Nou ja, op persoonlijke manier. Als de man goed advies geeft, is dat waarschijnlijk ook waardevol voor mij.

Mocht je diepe toepassingen zien, laat het me weten!

Jaap zei

Kun je op grond hiervan de Reformatie goedkeuren of gaat dat teveel in tegen andere vroegkerkelijke overtuigingen (zoals het zich losmaken van de (hoofd)kerk)?

Unknown zei

Jaap! Nou op grond hiervan kan je ook zeggen: wow, wat waren er in de vroege kerk een goede pausen. Of je zegt: zie je wel, die goede pausen erkenden dat er veel mis was in hun kerk. Je kan er alle kanten mee op.

Me dunkt dat er in de RK kerk enorme hervormingen nodig waren in de middeleeuwen. Die zijn dus ook gekomen - zie Trente. Maar niet na de Grote Afscheuring.

Ik denk dat in de Oude Kerk geen leider zou denken aan scheuring. Wel aan de noodzaak van inwendige reformatie.