De koptische christenen in Egypte zijn het zat. De felle reacties op de aanslag bij een kerk in Alexandrië laten zien dat zij het laatste restje vertrouwen in hun overheid kwijt zijn.
Peter Doorakkers
“Na 20 jaar in Egypte schrik je niet meer zo van een aanslag, maar dit was wel een erg grote.” De Nederlander Jos Strengholt is anglicaans priester. Op het moment van de aanslag was hij in Alexandrië, waar hij les moest geven. “Familieleden van mijn tolk waren getroffen, en alle christenen die ik ontmoette – een stuk of vijftien – waren volledig van de kaart. ‘We moeten wat doen’, vonden ze, maar wat moet je in zo’n geval?”
‘Meer boosheid’
Vrijdagavond ontplofte net na middernacht een autobom bij een koptische kerk in Alexandrië, waar juist de Mis voor Oud en Nieuw was afgelopen. Er vielen zeker 21 doden en ruim 90 gewonden. Wie achter de aanslag zit, is nog onduidelijk. De regering sprak in eerste instantie van buitenlandse daders – een gebruikelijke stap om de aandacht van binnenlandse problemen af te leiden. De politie verrichte een aantal arrestaties en zoekt de daders in lokale fundamentalistische kringen. Op Nieuwjaarsdag kwam het onder meer in Alexandrië en Cairo tot confrontaties tussen enerzijds kopten en anderzijds politie en moslims. De rellen illustreren de veranderde houding onder de kopten. Zij hebben het vertrouwen verloren dat de Egyptische overheid hen kan beschermen. “Het is opvallend dat in de voorgaande maanden veel bozer en demonstratiever werd gereageerd bij incidenten”, merkt Strengholt op. “Bij de begrafenis van de slachtoffers waren er zelfs tijdens de eredienst spreekkoren te horen tegen president Moebarak.”
‘Slordigheid’
Sommige kopten verwijten de politie dat zij zich kort voor de aanslag van de kerk terugtrok. Op het moment van de ontploffing zouden zich niet meer dan drie soldaten en één agent bij de kerk hebben bevonden. Strengholt gelooft echter niet in een complot. “Ik vermoed dat de afwezigheid te maken heeft met de gebruikelijke slordigheid van werken.” Toch begrijpt Strengholt de grieven van de kopten wel. Zij eisen niet alleen bescherming tegen aanslagen, maar willen ook dat er iets gedaan wordt aan hun positie als “tweederangsburgers” in Egypte. “Na een aanslag wordt steeds gezegd: ‘Een goede moslim doet dit niet’, en ‘dit is een aanslag tegen de hele natie’. Er wordt nooit gezegd: ‘Een moslim pleegde een aanslag op kopten.’ Ze mogen zelfs geen slachtoffer zijn.”
‘Verdeel en heers’
Negentig procent van de christenen in Egypte is koptisch-orthodox. De kleine christelijke gemeenschappen, waaronder Strengholts anglicaanse Kerk, worden door de overheid “voortreffelijk behandeld”, zegt hij. “Dat hoort bij haar verdeel en heers-politiek.” Toch geven de incidentele aanslagen ook hem “een onbehaaglijk gevoel. Als is het maar één stevige aanslag per jaar, die herinnert je er wel aan dat er groepen zijn die ons christenen weg willen hebben. De boodschap is elke keer ‘Wij willen jullie niet.’ Veel Moslims praten over christenen als buitenlanders. Zij weten soms niet eens dat er al kopten in Egypte waren voordat de islam er was. Voor veel moslims is de aanwezigheid van de kopten een permanente boodschap dat het islamiseringsproces nog niet is voltooid, en dus dat de Islam in Egypte nog niet succesvol is. Bovendien staat in artikel 1 van de grondwet dat wetten gebaseerd moeten zijn op islamitische regelgeving. Er worden regelmatig wetten aangepast aan richtlijnen van de islam”.
‘Zakken vullen’
Dat de Egyptische overheid haar koptische burgers niet goed beschermt, komt volgens Strengholt omdat zij “tussen de hamer en het aambeeld” zit. “De overheid heeft maar één doel: haar eigen zakken vullen. Daarvoor is het het best als het rustig en stabiel is in het land. Als dictatuur is ze afhankelijk van een zekere goodwill onder de bevolking. Als het regime – dat toch al niet populair is – de kant van de christenen kiest, krijgt het de meerderheid tegen zich.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten