De schrijver gaat nu aan Diognetus uitleggen dat het christelijk geloof geen menselijk bedenksel is, pal nadat hij heeft laten zien dat het christelijk geloof verreweg beter is voor de mensen dan het heidendom met zijn afgoderij en het Jodendom met zijn bijgeloof.
Het was ‘geen aardse ontdekking’, ‘niet een sterfelijk idee’, het zijn niet louter menselijke geheimenissen. (7:1)
Integendeel, de almachtige Schepper van alles, de onzichtbare God zelf, bevestigde onder de mensen de waarheid en het heilige, onbevattelijke woord uit de hemel, en hij heeft het stevig in hun harten vastgemaakt. [7:2a]
De boodschap die christenen verkondigen is dus niet een menselijk verzinsel, maar openbaring van God. Hoe openbaarde God dit geloof?
Niet, zoals je zou kunnen voorstellen, door aan hen een ondergeschikte te sturen, of een engel of een heerser, of iemand die aardse zaken bestuurt, of iemand die belast is met het bestuur van zaken in de hemel, maar de Ontwerper en Schepper van het universum zelf, door wie hij de hemelen schiep, [...] deze zond hij naar hen. [7:2b]
In de beschrijving van deze schepper die naar de aarde werd gezonden, geeft de schrijver een opvallend lange lijst van wat die allemaal schiep. Opvallend in die lijst is dat aspecten van het heidendom en Jodendom aan bod komen die door de schrijver eerder waren genoemd. De zon, de maan, de sterren die voor Joden zo belangrijk zijn om hun feesten te bepalen, zijn schepselen van die Schepper. Alle dingen op aarde en in de zee, vuur, water, lucht, allemaal vereerd door het heidendom, zijn maaksels van degene aan wie Christenen hun geloof hechten. En dus staat de God van de Christenen, dat mag je concluderen, boven alles wat de heidenen en het Jodendom vereren.
Heel interessant vind ik ook dat de Brief aan Diognetus hier sterke polemiek tegen Marcion (afbeelding, ca. 85-160) lijkt te voeren. Marcion was een gnostische leraar die beweerde dat de Schepper van het Oude Testament een kwade god was, en dat Jezus in het Nieuwe Testament de ware goede God is. Onze schrijver heeft het over de goede God van het Oude Testament die (Jezus als) de Ontwerper en Schepper van de wereld naar de mensheid stuurde.
Vervolgens laat de schrijver zien dat God zijn gezant niet zond om te heersen door tirannie, vrees of terreur.
Integendeel, hij zond hem in vriendelijkheid en nederigheid, zoals een koning zijn zoon stuurt die ook een koning is; hij zond hem als God; hij zond hem als een mens aan de mensen. Toen hij hem zond, deed hij dat als iemand die redt door te overtuigen, niet door dwang, want dwang is geen attribuut van God. Toen hij hem zond, deed hij dat als iemand die roept, niet als iemand die achter [ons] aan zit; toen hij hem zond, deed hij dat als iemand die liefheeft, niet iemand die oordeelt. Want hij zal hem [eens] als rechter sturen, en wie zal zijn komst verdragen? [7:4-6]
De tekst die we bezitten is vervolgens wat corrupt; de man die in de 13de eeuw een kopie maakte, zette zelf in de marge een opmerking daarover. Maar duidelijk is, de schrijver gaat verder door nu aan Diognetus te vragen of hij niet doorheeft dat het hier echt om een bovennatuurlijk en waarachtig geloof gaat.
[Zie je niet] hoe ze voor de wilde beesten worden gegooid om ze hun Heer te doen verloochenen, en toch worden ze niet veroverd? Zie je niet dat naarmate ze meer worden gestraft, ze in aantal toenemen? Deze zaken zien er niet uit als mensenwerk; ze zijn de kracht van God, ze zijn het bewijs van diens aanwezigheid. [7:7-9]
Onze goede dames en heren filosofen zullen vandaag de dag ongetwijfeld gaten kunnen schieten in deze argumenten van de schrijver. Zijn ‘godsbewijs’ is voor de wetenschap geen bewijs. Maar kom eens in contact met verdrukte christenen, en zie hun volharding. Wie zijn filosofische maliënkolder die alles wat in de buurt van het hart komt weet te smoren, even uittrekt, en luistert met het hart, ziet een werkelijkheid die echt is, en waar God kan worden ontdekt.
Wordt vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten