zaterdag 5 maart 2011

Gregorius 1.7: Alleen nederig mens kan leiding geven

Gregorius de Grote
Boek van Pastorale Regels

DEEL 1: Betreffende de kwalificaties van degene die tot een positie van geestelijk leiderschap komt


Para 1: zie hier
Para 2: zie hier
Para 3: zie hier
Para 4: zie hier
Para 5: zie hier
Para 6: Zie hier

Paragraaf 7 Soms zijn er mensen die, en dat is lofwaardig, het predikambt zoeken, en soms zijn er die, even lofwaardig, daartoe worden gedwongen.

Gregorius legt uit dat Jesaja natuurlijk wel eerst door een kool van het altaar was aangeraakt (Jes 6:6) en dat Jeremia niet echt bleef weigeren.
Omdat het heel moeilijk voor iemand is om te weten dat hij echt is gereinigd is het het beste voor hem om eerste het ambt van de prediker te weigeren, hoewel zoals gezegd het niet koppig moet worden afgewezen als het bekend is dat de hoogste wil wenst dat het wordt aanvaard.

Mozes wordt door Gregorius als goed voorbeeld genoemd van iemand die beide gevoelens in zich verenigde. Hij kreeg van God opdracht zijn volk te leiden maar hoewel hij dat eerst wilde voorkomen, gehoorzaamde hij toch. Dit toonde zowel zijn nederigheid als zijn gehoorzaamheid. Gregorius concludeert:
Derhalve, laat wie impulsief zij, weten in welke mate ze zich vergissen als ze vanwege hun zelfzuchtige verlangens niet vrezen om mensen te regeren, terwijl de heiligen, zelfs die rechtsreeks door God werden geboden, het leiderschap over de mensen vreesden te aanvaarden.
Mozes beeft, ondanks dat de Heer hem aanmoedigt. In tegenstelling daarmee verlangt een zwak mens om het gewicht van de eer op zich te nemen en zelfs al kan hij nauwelijks zijn eigen last dragen zonder te falen, legt hij daarbij gewillig het gewicht van anderen op zijn schouders; hij kan zijn eigen last niet dragen doch vergroot wat hij te dragen heeft.

Geen opmerkingen: