
Ik las vandaag
de brochure van dr M. van Campen waarmee de Gereformeerde Bond de landbelofte aan Israel ‘verdedigt’ tegenover publicaties van Sabeel. Ik ga even niet op die hele brochure in, maar noem argumenten die Van Campen gebruikt om te laten zien dat de lijn van de landbelofte uit het Oude Testament ook naar het Nieuwe Testament moet worden doorgetrokken.
“Er zijn […] enkele Schriftgedeelten die dit vermoeden krachtig bevestigen”, zegt Van Campen.
Krachtige bevestigingen in het Nieuwe Testament dat de landbelofte aan Abraham nog altijd zijn geldigheid heeft voor Israel? Die wil ik graag serieus nemen dan.
Van Campen noemt een aantal voorbeelden, en gezien de aard van die voorbeelden denk ik dat hij uitputtend is geweest. Ik vind ze namelijk stuk voor stuk beslist niet ‘krachtig’. Is de exegese die Van Campen voor deze vijf gedeelten suggereert nu echt dwingend de enige? Ik vind dit verbazend weinig ‘bewijs’.
1. Romeinen 9:4 “Voor hen gelden - niet golden – de beloften. […] Wie geeft ons het recht om de landbeloften daarvan uit te zonderen?”
Dat recht hebben we als de theologie van Jezus en de apostelen daartoe aanleiding geeft. Bovendien zegt Paulus in Rom 9:4 niets anders dan dat de beloften ‘van nature’ bij Israel horen. Het Grieks gebruikt het werkwoord ‘gelden’ trouwens niet. Paulus somt een aantal zaken op die historisch bij Israel horen, waaronder de wetgeving. Is wat dat betreft ook geen verandering gekomen in de overgang van Oude naar Nieuwe Verbond?
Voor Paulus was het reden dat al deze zaken 'van nature' bij Israel horen, een reden om ze het evangelie te willen brengen. Dat is urgent, want ze hebben Christus niet. Elders in de Romeinenbrief zegt Paulus dat ze, ondanks al die beloften, verloren zijn zonder geloof in Christus.
Paulus gaat vervolgens uitleggen dat deze beloften die ooit aan Abraham waren gedaan, niet voor heel Israel gelden, maar alleen voor hen die in Jezus geloven. Dat lijkt me wel een ernstige ondermijning van het argument dat de landbelofte uit het Oude Testament nog steeds voor het 'natuurlijke' Israel zou gelden. Paulus argumenteert hier juist het omgekeerde. Al Gods beloften aan Abraham zijn voor het in Christus gelovige deel van de Joden, samen met alle heidenen die in de Joodse messias geloven.
2. Handelingen 7 “Stefanus beschrijft de wijze waarop Abraham gekomen is tot het land van de belofte en trekt dan in een pennenstreek de lijn door: dat is het land waar jullie nog steeds in wonen. Geen woord over een eventuele verandering van situatie. Omdat het land eens aan Abraham en zijn zaad is toegezegd, daarom wonen jullie er nu nog (vs.2-5)"
Dit is een zeer vreemd argument. Ten eerste is het een argument op basis van iets wat niet wordt gezegd. Dat is altijd een zwak argument. Bovendien, Stefanus is beschuldigd dat hij de wet en de tempel zou minachten, en hij laat vervolgens in zijn toespraak zien dat God zijn volk al voordat hij de wet af, en buiten het land en zonder tempel, enorm zegende. Hoe kan je zo’n gedeelte in vredesnaam gebruiken om te ‘bewijzen’ dat Stefanus de continuïteit van de landbelofte onderstreept? Stefanus lijkt de aanklacht tegen hem eerder te bevestigen. 'Wat heeft de wet jullie geholpen? En God woont niet in een tempel met handen gemaakt...'
3. Handelingen 3:1 “Ook na kruis en opstanding oriënteren de apostelen zich zonder schroom op de tempel als huis van gebed (Hand 3:1) Uitgerekend hier onderwijzen zij bij voorkeur hun volksgenoten (Hand 4:2; 5:21,25,28,42)"
Ja, inderdaad. Maar wat bewijst dit? De tempel was het hart van Israel, het sociale centrum. De beste plaats dus om het evangelie van de Messias te verkondigen. Wat dit zou bewijzen over de landbelofte aan Abraham is me onduidelijk.
Sterker, in de Hebreeënbrief wordt zelfs gezegd dat Abraham uitzag naar het hemelse Jeruzalem, niet naar een aardse stad. En terwijl Joden zich bekommerden om hun tempel, zei Jezus dat de tijd zou komen dat de tempel die rol niet meer zou spelen. Hijzelf is de tempel van God, waar God te vinden is.
4. Lukas 21:5-36 “Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden ‘totdat’ de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. Na de ontwijding van de stad en heiligdom zal er kennelijk ook sprake zijn van herstel.”
Kennelijk? Er wordt helemaal niet gesuggereerd dat er herstel zal zijn. Ik denk dat dit inlegkunde is. Het hele gedeelte gaat over het oordeel over Israel. M.i. zegt dit vers juist dat Jeruzalem voorgoed door de heidenen vertrapt zal worden tot aan het einde. Het is gedaan met de stad, is wat Jezus aankondigt. Hij belooft niet impliciet dat het toch weer goed komt en al helemaal niet expliciet.
5. Lukas 13:35 “[Dit gedeelte] bevat een eindtijdlading. Daarmee wordt eens te meer bevestigd dat in de evangelien de verwachting voor herstel van Jeruzalem en dus ook de hoop voor een opnieuw bewonen van het land voluit aanwezig is.”
Dit gedeelte zegt dat ‘uw huis’, dus de tempel, een woestenij wordt. En dat Israel Jezus pas weer zal zien tot ze hem welkom zullen heten. Ten eerste ontbreekt elke suggestie van de herbouw van de tempel of Jeruzalem in dit gedeelte. Bovendien zegt Jezus enkel tegen Israel dat ze hem pas weer zien als ze in hem gaan geloven. Dit is geen profetie, maar een voorwaarde. Ik zie niet wat dit over de landbelofte aan Abraham zegt.
Conclusie Zelfs als ik me in bovenstaande interpretaties vergis – en dat kan he? – dan nog lijkt me evident dat Van Campen veel te sterk aanzet met zijn “krachtige bevestiging”. Op grond van deze paar bijbelteksten vindt Van Campen het mogelijk te zeggen: “Op grond van deze overwegingen mogen we stellen dat de blijvende verkiezing van Israel ook de blijvende geldigheid van de landbelofte veronderstelt.” Ik vind dat Van Campen hier niet in slaagt. Als dit alle ‘bewijzen’ zijn die hij in het Nieuwe Testament heeft gevonden, is dat flinterdun.