
Komt er een rijk van 1000 jaar als slotakkoord van de wereldgeschiedenis? Meningen onder christenen zijn verdeeld. Sommigen hebben nauwkeurige ideeën over zo’n rijk, en weten in detail te vertellen hoe dit alles zal zijn. ‘De mensen zullen 120 jaar oud kunnen worden’, onderwees Jan Kits sr me ooit. Anderen menen dat de kerkgeschiedenis in wezen dat rijk van duizend jaren is waarin Christus regeert.
Beide opvattingen kwamen al in de vroege kerkgeschiedenis voor. Vooral Augustinus slaagde erin het idee te populariseren dat de geschiedenis van de kerk de Christusregering van 1000 jaar is. Zijn onderwijs lijkt mede te zijn ingegeven door ongenoegen over de chiliastische fantasieën die sommigen preekten. Wat dat betreft is er niet veel veranderd.
Welke exegetische beweging heeft gelijk? Misschien wel geen van beiden. Zomaar wat exegetische pensees bij Openbaring 20:1-15. Een derde weg?
Taalgebruik
Openbaring 20 begint met de beschrijving van een engel die uit de hemel neerdaalde met in zijn handen de sleutel van de onderaardse diepte en zware ketenen. Hij greep de draak – de duivel, de slang van weleer – ketende hem duizend jaar, gooide hem in de diepte, sloot de put en verzegelde die.
Me dunkt dat we hier met onze neus in de boter van apocalyptisch en ‘mythisch’ taalgebruik vallen. Mythisch niet in de zin van ‘onwaar’, maar in de literaire zin. Het is of je beelden uit ‘In de Ban van de Ring’ voor je ziet. Dit zijn dramatische woorden die een geestelijke werkelijkheid weergeven, maar de lezer wordt niet verondersteld deze woorden als historisch nauwkeurige beschrijving te zien. Bestaat er een sleutel van een ruimte onder de aarde? Is de duivel met een ketting vast te leggen? Nee, niet in de letterlijke zin. Wat we hier wel lezen is dat er een tijd komt dat God een eind maakt aan de macht van de duivel. Het is voorgoed gedaan met de oude slang die zonde en verderf heeft gezaaid op de aarde, en ook met degenen die hem dienen en de kerk vervolgen.
Te midden van dit mythische taalgebruik over het vastbinden van de duivel, zien we ook dat dit 1000 jaar gaat duren. Het taalgebruik van de context geeft mij geen aanleiding om hierbij aan een nauwkeurige tijdsaanduiding te denken. Dit is ‘goddelijke’ tijd. Haakt Johannes hier bewust aan bij in het Jodendom circulerende gedachten over een komend millennium? Het lijkt me ontegensprekelijk dat wie in de tijd van Johannes deze woorden hoorde of las, moest denken aan de Joodse eindtijdverwachtingen.
1000 jaar
Johannes toont ons vervolgens een nieuw tafereel; er is sprake van tronen, en van zielen die levend worden en met Christus regeren gedurende die tijd van 1000 jaar. Johannes grijpt hier terug op het begin van zijn boek. In Op 4 lezen we over de troon van God waar 24 tronen omheen staan. Hier is de bestuurskamer van het universum! In Op 5 zien we de 24 oudsten die op deze tronen zitten; ze prijzen Jezus Christus omdat hij met zijn (martelaars)bloed mensen uit alle naties van de wereld heeft vrijgekocht om te heersen op aarde. In Op 20 wordt aan deze 24 oudsten het oordeel gegeven. Welk oordeel? Dat weten we weldra.
Maar eerst krijgen we een blik op de zielen van de martelaren. Die riepen in Op 6 van onder het altaar in de hemelse tempel wanneer God eindelijk met zijn oordeel zal komen en wraak nemen op hun vijanden. Hun wordt daar gezegd dat ze ‘nog even geduld’ moeten hebben; jullie tijd zal komen!
En nu is de tijd van dat oordeel gekomen, zegt Johannes in Op 20. Degenen op de tronen gaan het oordeel voltrekken! Het eerste dat gebeurt, is dat de zielen van de martelaren uit de doden opstaan. Eindelijk krijgen ze waar ze in Op 6 al om vroegen: het is de tijd van gerechtigheid en wraak, van het oordeel van God.
Dit gedeelte spreekt alleen over de zielen van wie waren onthoofd om het getuigenis van Jezus - de zielen onder het altaar. Wie meent dat hij in Op 20 met een vorm van nauwkeurige journalistiek te maken heeft die een toekomstscenario beschrijft, moet dan dus ook consequent zijn. Dit gaat dan niet over de ‘gewone’ opstanding uit de doden, maar alleen over de martelaren. Maar dat is onterecht natuurlijk, en dat laat wel zien dat een poging om alles maar ‘letterlijk’ te willen zien, niet behulpzaam is. Wie dit Bijbelboek zo leest, mist de clou. Wat we hier lezen is hoe aan de kerk in de tijd van Johannes wordt beloofd dat recht wordt gedaan aan alle martelaren, maar dit sluit natuurlijk de niet-gemartelde gelovigen niet uit.
Heersen
Van deze gemartelde zielen die weer levend wordt, wordt gezegd dat ze zullen heersen met Christus. Dat werd door de 24 oudsten ook al gezegd over de grote schare van mensen die verlost zijn: Ze prijzen in Op 5 Jezus, omdat Hij verlossing heeft gebracht voor mensen uit alle stammen en talen en natiën; hij heeft die mensen tot een koninkrijk van priesters gemaakt, en die mensen zullen heersen op aarde. Die tijd is in Op 20 dus gekomen.
Heersen heeft in de context van Op 6 en Op 20 in de eerste plaats te maken met het oordeel; de rollen zijn nu omgedraaid. Degenen die de kerk vervolgen, hebben het niet voor altijd voor het zeggen. Wie om zijn geloof in Christus is omgebracht, mag rekenen op een totale ommekeer.
Nergens wordt gesproken over een 1000-jarig ‘rijk’. Er is sprake van 1000 jaar, maar de plaatsbepaling is niet duidelijk. De tronen waarvan sprake is, zijn in ieder geval tronen in de hemel. En nog eens terugkomend op mijn inleiding over het mythische taalgebruik – waar komt die 1000 jaar vandaan?
Het idee van een slotakkoord van 1000 jaar kwam uit het Jodendom. Daar leefde sterk de gedachte dat als de Messias zou komen, hij zou heersen voor 1000 jaar in een vrederijk. Daar zag de synagoge naar uit, want dit zou de tijd zijn waarin Israel de boventoon zou voeren en mensen uit alle talen, en volken, en naties, onderdanig zouden zijn aan Israel en de Messias.
Wie waren de vervolgers van de Kerk? Dit is niet de plaats om daar erg diep op in te gaan, maar wie de (kerk)geschiedenis goed leest, ziet dat de kerk in de eerste eeuw meer te duchten had van de Joden dan van het Romeinse Rijk. Dat Rijk kwam pas vervolgend in actie als door groepen in de samenleving tegen de kerk werd geageerd. Het waren aanvankelijk vooral de synagogen die een kwalijke rol speelden. Dat zien we in het boek Handelingen, maar ook in de geschriften van de vroegste kerk. Lees bijvoorbeeld het Martelaarschap van Polycarpus (155 na Chr). Joden stonden vooraan om de kerk te vervolgen.
Laat Johannes met zijn visioen van 1000 jaar zien, dat het slotakkoord van de geschiedenis in handen is van Jezus Christus en degenen die hem volgen? Dat het einde niet zal zijn zoals de synagoge verkondigt, maar dat de Messias juist de slachtoffers van de synagoge zal rechtvaardigen?
Joden wisten ook dat bij de Heer 1000 jaar is als een dag. Petrus citeert die gedachte uit de Joodse geschriften. We hebben hier in Op 20 met de Dag van de Heer te maken; het grote moment waarop alles wordt rechtgezet; de verdrukten krijgen recht, de verdrukkers wacht het oordeel.
Moeten we dit getal 1000 in dit kader zien? Ik denk het wel. De verdrukking is slechts kort; wacht nog een korte tijd, en jullie ontvangen een rijkdom aan genoegdoening!
Waarom wordt de duivel nog een keer losgelaten? Vreemd eigenlijk. Misschien om te laten zien aan allen dat het oordeel rechtvaardig is? Zodra ze de kans krijgen vallen ze opnieuw de volgelingen van Jezus aan? Dat we hier niet aan het aardse Jeruzalem moeten denken lijkt me duidelijk. De heiligen waarvan in het boek Openbaring sprake is, zijn de volgelingen van Jezus. Die zijn nu opgestaan uit de dood en bevinden zich bij de tronen van waaruit het oordeel over de aarde wordt uitgevoerd. Jeruzalem wordt in het boek Openbaring beslist niet als de ‘geliefde stad’ voorgesteld. Integendeel.
De taal over Gog en Magog is trouwens ook mythisch. Hun aantal is als het zand van de zee. Dat doet me dat denken aan de belofte die God aan Abraham deed, en dus aan het Joodse volk! Is hier opnieuw een omkering van alle dingen gaande? Wordt het Jodendom hier voorgesteld als Gog en Magog die de werkelijke heiligen en de echte geliefde stad – de gemeente van de Heer - aanvallen? Ik denk dat ook Babylon in het boek Openbaring niets anders is dan een ander woord voor Jeruzalem. In Op 11:8 werd Jeruzalem ook al ‘Sodom‘ en ‘Egypte’ genoemd.
Gods oordeel over die stad en het volk is rechtvaardig, laat God aan Johannes zien, want ze hebben zich door de duivel laten misbruiken om het plan van God tegen te staan en de Messias en diens volgelingen te doden.
1000 jaar regeren? De lengte is symbolisch, en het regeren gaat niet over steden bouwen, landen besturen, heidenen met een ijzeren knots hoeden. Het gaat over de korte tijd van oordeel over de vijanden van de kerk, waarbij de martelaren een regerende rol spelen. Het moment van Gods verbondswraak over de vijanden en eeuwige zegen over zijn heiligen.