Christenen onderscheiden zich niet van de rest van de mensheid door hun land, taal of gewoonte. Want nergens wonen ze in hun eigen steden, noch spreken ze het een of andere buitengewone dialect, en ze hebben ook geen excentrieke levensstijl. Hun leer is niet ontdekt door het denken en overwegingen van ingenieuze mensen, en ze verkondigen ook niet de een af andere menselijke leerstelling, zoals sommigen doen.
Maar terwijl ze in hun Griekse en barbaarse steden wonen, naar gelang hun lot, en ze de plaatselijke gewoontes volgen wat betreft kleding en eten en andere aspecten van het leven, demonstreren ze tegelijk het opmerkelijke en, toegegeven, ongebruikelijke karakter van hun burgerschap. Ze leven in hun eigen landen maar alleen als vreemdelingen; ze doen aan alles mee als burgers maar verdragen alles als buitenlanders. Elk vreemd land is hun vaderland en elk vaderland is vreemd voor ze.
Ze trouwen als ieder ander en hebben kinderen, maar ze stellen hun nageslacht niet bloot [aan? ]. Ze delen hun eten met elkaar, maar niet hun vrouwen. Ze zijn mensen van vlees en bloed, maar leven niet naar [de begeerten van] dat vlees. Ze wonen op aarde maar hun burgerschap is in de hemel. Ze gehoorzamen de vastgestelde wetten, maar overtreffen die wetten in hun persoonlijk leven.
Ze houden van iedereen en door iedereen worden ze vervolgd. Ze zijn onbekend maar toch worden ze veroordeeld. Ze worden ter dood veroordeeld maar komen weer tot leven. Ze zijn arm maar maken velen rijk. Ze hebben van alles nodig maar zijn overvloedig in alles. Ze worden onteerd en tegelijk vinden ze eer in hun oneer. Ze worden gesmaad maar in het gelijk gesteld; ze worden vervloekt maar ze zegenen; ze worden bespot maar blijven vol respect. Als ze goed doen worden ze gestraft alsof ze kwaad doen. Als ze gestraft worden, verheugen ze zich alsof ze tot leven worden gewekt. Door de Joden worden ze aangevallen als buitenlanders en door de Grieken worden ze vervolgd, en toch zijn degenen die ze haten niet in staat een reden voor hun vijandschap te noemen.
Brief aan Diognetus, V.1-17; schrijver onbekend, datering waarschijnlijk tussen 150 en 225 na Chr.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten