De Griekstalige Joden die in Jeruzalem woonden, waren niet in staat hun discussies met de Griekstalige Jood Stefanus, een volgeling van Jezus, te ‘winnen’. Tenslotte besloten die Joden om valse getuigen te laten optreden die beweerden:
Wij hebben [Stefanus] lasterlijke woorden tegen Mozes en God horen spreken. (Han 6:11)
Die valse getuigen, ongetwijfeld ook Griekstalige Joden, brachten het volk, de oudsten en de schriftgeleerden in opschudding; Stefanus werd dus voor de Raad (het Sanhedrin) gebracht. Dat was dezelfde Raad die nog maar kort daarvoor Jezus had ondervraagd.
Lukas, de schrijver van het boek Handelingen, herhaalt dan dat er valse getuigen optraden en hij citeert hun aanklacht:
Deze man [Stefanus] houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en tegen de wet, want wij hebben hem horen zeggen dat die Jezus de Nazarener deze plaats zal afbreken en de gebruiken zal veranderen die Mozes ons overgeleverd heeft. (Han 6:13b-14)
Een paar gedachten hierbij die zinvol zijn voor het begrijpen van de preek van Stefanus:
- De eerste samenvatting van de aanklacht is dat Stefanus lasterlijke woorden over Mozes en God zou spreken. De tweede samenvatting zegt dat hij ‘deze heilige plaats’ en tegen de wet lastert. Ik vermoed dat hier sprake is van een chiasme. De lasterlijke woorden zijn tegen de Wet en Mozes enerzijds, en tegen ‘deze heilige plaats’ en God anderzijds.
- Dat ‘deze heilige plaats’ duidt op de tempel is duidelijk uit het citaat dat Jezus ‘deze plaats zal afbreken’. Voor de Joden was het spreken tegen de Tempel bijna identiek aan spreken tegen God. De Tempel was de topografie van de eeuwigheid: in de tempel huisde God.
- De aanklacht, samengevat: Stefanus spreekt negatief over onze heilige topos (de plaats) en tegen onze heilige nomos (de Wet). Daarover gaat het vervolgens in de preek van Stefanus. De topos (de ‘topografie’ van het heil, waar God woont en gevonden kan worden) en de nomos (de Wet, hoe God gediend kan worden).
- Belangrijk om te constateren is dat de aanklacht een valse aanklacht genoemd. Stefanus wordt dus niet goed geciteerd.
Want waren de eerste christenen niet volop ‘Messiasbelijdende Joden’ die zich aan alle wetten hielden en die hun Tempel liefhadden? Wij kunnen de toespraak voor Stefanus zo schrijven, en zorgen dat de Joden die hem aanklagen, beseffen dat hij volop loyaal is aan Tempel en Wet!
Wordt vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten