vrijdag 17 december 2010

Het Woord was God en het Woord was bij God

In den beginne was het Woord, zijn de openingswoorden van Johannes. In het begin? Wie is in staat te bevatten wat ‘het begin’ is van alle dingen die bestaan?

In feite begint Johannes niet bij het begin. Hij zegt dat op dat allereerste begin in de tijd, het Woord reeds was. Het bestond voor tijd en ruimte. En bedenk, Johannes maakt als het ware een knikje met zijn hoofd richting de kribbe van Bethlehem; hij heeft het over het kind in de kribbe.

Dit gaat mijn voorstellingsvermogen ver te boven, maar wat ik wel ‘begrijp’ is dat als Johannes beweert dat het Woord bestond voor de tijd, het geen onderdeel is van de schepping. Het staat buiten tijd en ruimte, en is dus eeuwig. Het Woord was God, zegt het evangelie dus. Maar het Woord was ook bij God; ‘pros ton theon’, zegt het Grieks. Dat wil zeggen, het Woord stond als het ware van aangezicht tot aangezicht met God. Dus het Woord was niet zodanig ondergedompeld in God dat de twee niet kunnen worden onderscheiden.

Wanneer God spreekt, is zijn spraak goddelijk krachtig en effectief, en zo vervuld van de Spreker, van God zelf, dat we ons afvragen: Is de Spraak, het Woord van God, verschillend van Hem? Ja, natuurlijk, in zoverre mijn spreken ook onderscheiden is van mij. We kunnen tussen een persoon en zijn woorden onderscheid maken.

Maar in het geval van God? Is zijn spreken ooit te scheiden van Hem? Het is wel te onderscheiden, maar niet te scheiden. Hij is volledig wat Hij zegt, en wat Hij zegt is precies wie Hij is. Het Woord was bij God en het Woord was God.

Het Evangelie van Johannes is vol taalgebruik dat deze die eenheid tussen onze Heer Jezus en God onderstreept. Jezus zei, bijvoorbeeld, en ik citeer nu Johannes:
Ik ben in de Vader en de Vader is in mij (Jh 14:11).
Wie mij heeft gezien heeft de Vader gezien (Jh 14:9).
Alle mensen moeten de Zoon eren zoals ze de Vader eren (Jh 5:23).

De kerkgeschiedenis is vol stevige verbale (en helaas soms ook niet-verbale) gevechten over de taal die we moeten gebruiken om aan beide concepten recht te doen: dat de Zoon van God enerzijds God is, en aan de andere kant dat er onderscheid is tussen de personen in de Drie-eenheid. Maar ja, dat is allemaal zo filosofisch. Wat maakt dit uit voor mij? Morgen verder.

4 opmerkingen:

André Piet zei

Jos:
>>>De kerkgeschiedenis is vol stevige verbale (en helaas soms ook niet-verbale) gevechten over de taal die we moeten gebruiken om aan beide concepten recht te doen: dat de Zoon van God enerzijds God is, en aan de andere kant dat er onderscheid is tussen de personen in de Drie-eenheid. Maar ja, dat is allemaal zo filosofisch. <<<

Dat Jezus onderscheiden wordt van God en tegelijkertijd met Hem geïdentificeerd wordt is niet "allemaal zo filosofisch". Het is een universeel taalkundig gegeven dat we beeldspraak noemen. Kijkend naar de familiefoto zeggen we: "kijk, dat is Arie". Niemand die filosofisch doorredeneert omdat zelfs een kind begrijpt dat wat gezien wordt een (af)BEELD(ing) van Arie is. Zo is het met de Zoon. "Hij is het BEELD van de onzienlijke God..." (Kol.1:15). "

Unknown zei

o sjonge. t is ook allemaal veel eenvoudiger dan we dachten?

André Piet zei

Dat bedoel ik ;-)

Unknown zei

Ja dat is me duidelijk ;-)