
Maar nu, Jakobus 2:
Jak 2:1 – Geloof dat de mens Jezus tegelijk de Heer is, maakt dat we andere mensen ook niet alleen op hun uiterlijk kunnen beoordelen.
Jak 2:2 – Hoe ga je in de kerk om met de rijke zakenlui (goed voor de collecte!) en de uitkeringstrekkers die niks te makken hebben?
Jak 2:3 – Hebben zakenlui in de kerk meeste kans om in de kerkenraad te komen? En uitkeringstrekkers mogen de koster met schoonmaak helpen?
Jak 2:4 – Laat je oordeel over mensen niet worden bepaald door hun rijkdom. Iemands auto of bankrekening maakt hem geen ander mens toch?
Jak 2:5 – God heeft extra plezier in het geven van hemelse rijkdom aan wie op aarde beslist tekort komt. De materieel armen maakt hij rijk.
Jak 2:6 – Hoe kan je nou neerkijken op mensen die minder hebben! Van hen heb je nooit last; van de welgestelden heb je meer te verduren.
Jak 2:7 – Wie rijk zijn moeten extra voorzichtig zijn; het blijkt dat juist vaak rijken de oorzaak zijn dat de naam van God wordt misbruikt.
Jak 2:8 – Uitgangspunt moet zijn: houd van anderen als van jezelf. Je wilt zelf toch ook niet op uiterlijkheden worden beoordeeld?
Jak 2:9 – Je zondigt tegen Gods wetten als je andere mensen op hun ‘eerste indruk’ beoordeeld. Je moet immers van ze houden als van jezelf!
Jak 2:10 – Je kan niet voor 99% Gods wetten houden. Als je op één terrein van de wetgeving zondigt, overtreedt je alle geboden.
Jak 2:11 – Wie zegt dat hij geen overspel pleegt, maar wel een moordenaar is, toont daarmee aan dat hij een overtreder is van de hele wet.
Jak 2:12 – Zowel in je woorden als je daden dien je te leven naar de wet – die je vrij maakt van oppervlakkige beoordelingen van anderen.
Jak 2:13 – Wie onbarmhartig oordeelt over andere mensen – en vooral de armen minacht - moet een onbarmhartig oordeel van God verwachten.
Jak 2:14 – Echt geloof uit zich in daarbij passende daden. Wie beweert te geloven maar er niet naar handelt, heeft geen reddend geloof.
Jak 2:15 – Echt geloof bewijs je met daden jegens die mensen die alleen met grote moeite kunnen rondkomen; die hun gezin nauwelijks voeden.
Jak 2:16 – Als je een arme die hulp nodig heeft alleen het best wenst, bega je een grote zonde. Zo’n wens is zinloos, ‘n schande in feite.
Jak 2:17 – Geloof dat zich niet bewijst door mensen gelijk te behandelen en armen daadwerkelijk te helpen, is zo nep dat het je niet redt.
Jak 2:18 – Geloven zonder de daden die daarbij horen, is ondenkbaar. Juist je daden laten zien dat je gelooft en wat dat geloof inhoudt.
Jak 2:19 – Geloven dat er maar één God is, is goed. Maar dit overigens geheel correcte geloof zegt niks. Zelfs de duivel gelooft in God.
Jak 2:20 – Wie meent dat geloof zonder de daarbij horende gehoorzaamheid zinvol is, slaat de plank volledig mis.
Jak 2:21 – De gehoorzame daad van Abraham (dat hij Isaak wilde offeren) werd door God als rechtvaardige daad toegerekend. Dat ging om actie!
Jak 2:22 – Geloof en daden zijn als onze twee handen. Zonder de daden is het geloof onthand. Door daden wordt het geloof compleet.
Jak 2:23 – Abraham’s vertrouwen op God (hij wilde Isaak offeren) maakte hem rechtvaardig en ‘n vriend van God. Geloof en daden horen samen.
Jak 2:24 – Niet alleen het geloof, maar geloof met acties zijn dus de basis voor iemands rechtvaardiging.
Jak 2:25 – Rachab (zie het OT) hielp Israelitische spionnen ontsnappen. Vanwege die daad wordt ze een rechtvaardige genoemd.
Jak 2:26 – Het geloof is als het menselijk lichaam; dat is morsdood als het geen ziel heeft. Zo heeft geloof daden nodig om te leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten