
Bij de intocht in Jeruzalem riepen de meutes mensen in feestsfeer: ‘Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van de Heer’. Dat citaat uit Psalm 118 paste goed bij het paasfeest dat de Joden in Jeruzalem vierden. In de tempel werd tijdens dat feest dagelijks Psalm 113-118 gezongen, het zgn. Hallel. Dat de meutes deze woorden gebruikten om de komst van Jezus te vieren geeft aan dat ze beseften dat hij door God gezonden was.
Maar gezonden voor wat? Niemand bracht de komst van Jezus naar Jeruzalem in verband met de bloedige offers die in de stad zouden worden gebracht. De palmtakken werden erbij gepakt, de palmtakken die in het volksbewustzijn in de eerste plaats hoorden bij het Loofhuttenfeest. Op dat feest werd trouwens ook ‘Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van de Heer’ bij herhaling in de tempel gezongen.
Jezus kwam naar Jeruzalem om zijn volk te verlossen. De menigten onderweg naar Jeruzalem zagen hem als de bevrijder, degene die de Romeinen de stad zou uitjagen. In Zacharia 9:8-10 wordt de komst van een bevrijder op een ezel in Jeruzalem aangekondigd, een bevrijder die de Tempel (pars pro toto voor Jeruzalem, en het hele land) zou bevrijden van zijn onderdrukkers.
Israel bracht de bevrijding van de Messias in verband met het Loofhuttenfeest. Voor Jezus begon dat echter met Pasen. Daarom waren de takken van de palmbomen bij de intocht in Jeruzalem zo ongepast. Heel feestelijke wuifden de menigten hem toe, op de dag dat zijn route naar de kruisdood begon. De menigte juichte enthousiast, hoopte op verlossing zonder offer. Jezus weende.
Dezelfde enthousiaste menigte riep trouwens een paar dagen om de kruisiging van Jezus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten