Ik snap de hint van de schrijvers: het zou God in de eerste plaats om dat land gaan. Ik moet tot mijn treurnis melden dat ik het helemaal niet ‘opvallend’ vind dat eerst over het land wordt gesproken. Dit is toch geen manier van exegetiseren van zo’n tekst? Dit is eerder een poging om bij je visie wat argumenten te vinden. Als ik dit vers lees vind ik juist opvallend dat Abrahams roeping samenhangt met Gods doel om hem tot een zegen te maken voor alle geslachten op aarde.
Vreemd vind ik ook het citaat dat wordt gebruikt: ‘Daarom moet u (=Israel in de woestijn) weten dat de HERE uw God is, de getrouwe God, die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie hem liefhebben en zijn geboden in acht nemen tot in duizend generaties…’(Deu 7:6-9) De conclusie die hieraan wordt verbonden: ‘Hier staat duidelijk onder woorden gebracht hoe God bij de uitverkiezing van juist dat ene volk de argumentatie aan zichzelf ontleende.’
Ja, dat is zo. Gods verkiezing is niet wegens de grootsheid van dat volk. Maar de schrijvers hadden wel een overtuigender Bijbelgedeelte kunnen vinden wellicht. De laatste verzen van het citaat uit Deu 7:6-9 maken duidelijk dat God zijn verbond in acht neemt voor wie hem liefhebben en zijn geboden in acht nemen. Een voorwaarde dus.
Ja, God deed prachtige beloften. Zijn verbond is voor eeuwig. Maar het Israel dat Hem in de woestijn ongehoorzaam werd, is neergesabeld. Gods verbond is immers niet vrijblijvend maar voorwaardelijk. In dit verband vind ik de uitspraak: ‘De Eeuwige betoont zijn trouw ten opzichte van zijn volk Israel door dik en dun’ toch niet overtuigend. Jawel, God is trouw. Maar Hij is dat in de eerste plaats aan zijn eigen Woord. Hij doet wat Hij heeft beloofd aan Israel. En die belofte is voorwaardelijk. Hij stelt het volk de zegen en de vloek voor ogen.
Gelukkig hebben de opstellers van de brochure daar oog voor; ze wijzen op de ballingschap naar Babylon. Maar God is, ook na die straf, opnieuw barmhartig. Hij loopt over van genade en goedheid voor wie tot Hem terugkeren. Dit laatste zegt de brochure er overigens niet bij.
Even terzijde… stel nou dat de barmhartigheid van God voor Israel onvoorwaardelijk zou zijn, dan hoeft een Jood aan God noch gebod te doen – laat staan in Jezus te geloven – om die barmhartigheid te genieten. Is hier sprake van een tweewegenleer?
En geldt die barmhartigheid dan ook voor elke afgedwaalde Nederlander die vier generaties geleden een gelovige voorvader had? Wie het eerste bevestigt en het tweede verwerpt zal vast wat moeite hebben met de nadruk van Paulus op het feit dat God voor Jood en heiden dezelfde is waar het op verlossing aankomt.
2 opmerkingen:
Beste Jos,
Ben je bekend met de visie van A. van de Beek op Israël? --> 'De kring om de Messias' en 'Teveel gevraagd?'
geheel onbekend voor me... k lees geen nederlandse boeken...
Een reactie posten