Ik neem de handschoen op ☺ en begin met Mat 23:37-24:2. Ik geef het hier maar even voor een ieglijk die de bijbel niet uit zijn of haar hoofd kent.:
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie stad wordt eenzaam aan haar lot overgelaten. Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie mij niet meer zien, tot de tijd dat je zult zeggen: “Gezegend hij die komt in de naam van de Heer!”’ Nadat Jezus de tempel had verlaten, wendden zijn leerlingen zich onderweg tot hem en vestigden zijn aandacht op de tempelgebouwen. Hij zei tegen hen: ‘Hebben jullie dat alles goed gezien? Ik verzeker jullie: geen enkele steen zal op de andere blijven, alles zal worden afgebroken!’
Cruciaal voor Gert c.s. zijn de woorden van Jezus: ‘vanaf nu zullen jullie mij niet meer zien, tot de tijd dat je zult zeggen: “Gezegend hij die komt in de naam van de Heer!’. Wat zegt Jezus daar?
Ten eerste kondigt hij het oordeel over Jeruzalem aan. Ik neem aan dat we Jeruzalem als pars-pro-toto mogen zien voor Israel in die tijd van Jezus. De stad, het land en het volk worden ‘eenzaam aan haar lot overgelaten’. Dat wil zeggen, God zal niet langer over haar waken. God? Misschien moet je hier wel heel concreet denken aan Jezus die niet over haar zal waken, want hij is het die voor het volk wilde zorgen en die ook weggaat. Zijn weggaan zorgt voor Jeruzalem's eenzaamheid.
Jeruzalem wordt aan haar lot overgelaten. Het zal worden verwoest, voorspelt Jezus. Dat is het oordeel van God. Jeruzalem is eenzaam, want God heeft niets meer met haar te maken omdat de stad Jezus niet wilde.
Wat betekenen de woorden: ‘vanaf nu zullen jullie je me niet meer zien, tot de tijd dat je zult zeggen: ‘Gezegend hij die komt in de naam van de Heer’?
1. Jezus laat zich aan de Joden niet meer zien; hij gaat weg.
2. Wanneer zullen ze hem wel weer zien? Als ze ‘Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van de Heer’ roepen.
Nu wordt het ingewikkelder. Wat betekenen die woorden ‘tot de tijd dat je zult zeggen’?
3. Die woorden zouden een voorwaarde kunnen zijn: Jeruzalem en Israel zijn van God verlaten tot ze Jezus aanvaarden als hun Messias. Als ze dat niet doen, zullen ze hem niet meer zijn. Zoiets als wanneer ik tegen iemand zeg: ‘jij ziet me niet meer, tot je je excuus maakt’.
4. Of het is een voorspelling? Dan zegt Jezus: “Er komt zeker een tijd dat je zult zeggen: ‘gezegend hij die komt in de naam des heren’, en dan zal ik er weer zijn. Dan zien jullie me weer.”
5. Eerlijk gezegd, ik kan op grond van deze tekst niet goed een keus maken tussen beide opties, maar neig naar de eerste om redenen van buiten deze tekst zelf.
Wat wil het zeggen dat de Joden roepen: ‘gezegend hij die komt in de naam des Heren?’
6. Ik denk dat deze uitroep van Israel niet hoeft te slaan op een bekering van Israel. Twee hoofdstukken eerder riepen de Joden die Jezus Jeruzalem zagen binnenkomen op zijn ezel precies dezelfde woorden (21:9) en dat duidde beslist niet op hun bekering. Dezelfde mensen riep kort daarna om zijn kruisiging.
7. Toch denk ik wel dat Jezus hier doelt op hun welgemeende welkomstwoord en dus op een ommekeer van het hart; maar zoals ik hierboven zeg, ik zie daar geen dwingende reden toe. Maar omdat ik neig naar het lezen van de woorden ‘tot de tijd dat je zult zeggen’ als voorwaardelijk en niet als ‘profetisch’, denk ik dat Jezus hier inderdaad spreekt van oprecht geloof in hem als Heer en Heiland.
Een reden om voor deze manier van lezen te kiezen is ook, omdat Jezus in het gedeelte pal hiervoor (zie Mat 23:36) expliciet sprak tot zijn eigen generatie. ‘Op deze generatie zal dit alles [dit oordeel] neerkomen’, en dat oordeel is dan dat die generatie Jezus niet meer zal zien tot ze hem werkelijk welkom heten als vertegenwoordiger van God. Wat het gevolg is van dat niet doen, voorzegt Jezus in Mat 24. De stad Jeruzalem zal verlaten worden; dit betekent: God staat toe dat de stad met de grond gelijk gemaakt.
Ik denk dat Jezus in dit tekstgedeelte dus geen eschatologische beloften doet over een (vermeende) toekomst van Israel of het Jodendom. Wat hij zegt is dat God Israel aan zijn lot overlaat, en dat dit de verwoesting van stad en land betekent. Maar dat Jezus er is voor die generatie, als ze in hem geloven. Hij doet een oproep aan de mensen: aanvaard me, dan zal je me weer zien.
En de duizenden, tienduizenden Joden die tot geloof kwamen in en om Jeruzalem na de Pinksterdag, die ‘zagen’ Jezus toch ook? Omdat ze hem omarmden in geloof en in hem de gezegende van God erkenden, en hem gehoorzaamden, was hij met hen tot aan het einde van de wereld.
Is dat niet letterlijk genoeg? Maar wie zegt dat we deze woorden van Jezus 'letterlijk' moeten nemen? ‘Ik verzeker jullie, vanaf nu zullen jullie mij niet meer zien...’ zei Jezus. Welaan, in de dagen daarna zagen ze hem wel degelijk. Nog dagenlang was hij in en om Jeruzalem. En na zijn opstanding waren er honderden die hem zagen. Deze woorden van Jezus als ‘letterlijke profetie’ zien, klopt m.i. zelfs niet met de onmiddellijke context. Misschien had Jezus het wel over een ander soort 'zien'?
Een laatste gedachte: als je meent dat Jezus hier woorden spreekt die over eschatologie gaan, zit je er meteen ook mee dat de godverlatenheid van Israel en het Jodendom waarover Jezus spreekt, dus de hele wereldgeschiedenis lang duren. Dat is onzinnig want de eerste kerk bestond bijna geheel uit Joden. In de context van bovenstaande verzen gaat het over een oordeel over de concrete generatie die Jezus aansprak. Bovendien balanceer je ijzig angstig op de afgrond van antisemitisme als je beweert dat Jezus in deze tekst zegt dat tot zijn wederkomst, Israel onder de straf van God ligt. Door 'deze generatie' te laten slaan op Israel vanaf het jaar 30 tot nu, ontsnap je daar niet aan.
8 opmerkingen:
Hoi Jos,de enkele opmerkelijke teksten die ik onder je aandacht bracht spreken volgens mij duidelijk over een vernieuwde situatie die er in de nabije toekomst komt in de relatie tussen God en Israel/Joodse volk.
Hand.3:19 spreekt/leert allereerst duidelijk dat Jezus de Christus bestemd is voor Israel/de Joden punt uit.
Daar vanuit lees ik oa matt.23 waar Jezus een meervoudig "wee u" uitspreekt naar de geestelijke leiders van het volk,die zoals hun voorvaderen eerder, het toen en tot op de dag vanvandaag vertikken om te willen luisteren.
Jezus voorzegd dat hun huis/stad Jeruzalem,de woonplaats van God/de tempel verwoest zal worden.Dat is ook gebeurt,vanaf 1948 echter zien we volgens mij de profetie van Ezechiel over het dal met de dorre doodsbeenderen in vervulling gaan.Nationaal herstel vlees en benen zonder de Geest.
Ik lees matt.23 ook vanuit het geheimenis dat Paulus onthuld tav Israel/de Joden te lezen in de Romeinen brief alwaar hij zegt dat ze nu vijanden zijn om uwentwil(lees Jos)maar aangaande de onberouwelijke verkiezing geliefde om der vaderen wil.
Ik lees matt.23 ook gelet op wat Jezus bad toen ze Hem aan het kruis sloegen "Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen".Jezus,God in het vlees heeft ook geleerd/gevoeld wat menselijke zonden zijn.De woorden "ze weten niet wat ze doen" zijn niet zonder betekenis.
Ook belangrijk is om fff door te lezen in matt.24.
Ja Gert, en zoals jij nu reageert is gebruikelijk. Je gaat niet in op de tekst waar het over gaat, maar gaat er onmiddellijk andere dingen bijhalen. En als ik een andere teskt bespreek, haal jij Mat 23 er weer bij. Dit is in kringetjes ronddraaien.
het begin van goede bijbeluitleg is om eerst zeer aandachtig zo'n tekst als Mat 23:37-39 door te nemen en je af te vragen wat die tekst zelf ons nu eigenlijk zegt. Door er meteen van alles bij te halen zonder eerst aandachtig naar de tekst te kijken, laat je Mat 23 buikspreken.
Hoi Jos,met alle respekt,maar wat jij doet is ahw een Bijbeltekst proberen te ontleden waarbij je bij jezelf eerst enorme oogkleppen op zet.
Juist de visie van bv.Paulus die jou en mij nota-bene tav dit vraagstuk een geheimenis meedeeld laat je helemaal buiten beschouwing.
Ook een gebeurtenis/vervulling van een profetie zoals in 1948 plaatsvond betrek je totaal niet in je exegese.
Ik wil juist niet in je kringetje ronddraaien maar eruit geraken.
Discussie clubjes zijn er al genoeg.Bijbelstudie is trouwens wat anders dan filosoferen.
Wel wil ik ingaan op je uitspraak alsof het bijna antisemitisch zou zijn om te stellen dat de Joden vanaf 30 na Chr.tot nu dan onder een straf van God zouden liggen.
Ik denk niet dat je kunt spreken over een straf van God,wel van oorzaak en gevolg en dat God hun een bedekking gegeven heeft, dat ze tijdelijk "verworpen" zijn juist vanwegen ons heidenen. Eigenlijk vervullen ze een soort knechtswerk.
Jos, volgens mij kun je deze passage niet uitleggen zonder de parallelle passages in Lucas 13:34-35 en 21:5-6 erbij te betrekken, waar ze in een heel andere context staan en andere momenten in het leven van Jezus markeren.
Je snelle aanname dat Jeruzalem een pars pro toto is voor Israël - in de tijd van Jezus zelf een totum pro parte voor de joden - lijkt me in ieder geval ongefundeerd. In Lucas gaat het gewoon om Jeruzalem. Dat blijkt ook uit de voorgaande uitspraak in Lucas 13:33, waar Jezus, die op dat moment kennelijk nog onderweg is naar de stad, zegt dat het niet aangaat dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem. (De passage lijkt daar wel wat merkwaardig ingelast.)
In het Lucas-verhaal komt de intocht nog veel later en wordt de aanhaling uit Psalm 118 dus later in het verhaal nog werkelijkheid. Jezus is dan welkom – bij de intocht. In het Matteüs-verhaal is dat moment al geweest. In dat verhaal is dit inderdaad het laatste moment dat Jezus publiekelijk optreedt voor de menigten en dus de laatste maal dat ze hem zien.
Ten tijde van het schrijven van zowel Lucas als Matteüs – zeg, rond 80, of misschien de tien jaar erna – was Jeruzalem al verwoest tijdens de opstand in 70. Een zinspeling op de bekende verwoesting van Jeruzalem, een stad die trouwens wel weer langzamerhand bewoond werd – in 135 werden de joden uit Jeruzalem verdreven en dat kan alleen als ze daar (weer) woonden – ligt voor de hand.
Maar hoewel de oorlog veel verwoestingen had aangericht, woonden er overal in het Heilige Land nog joden en tot pakweg de vierde eeuw vormden ze ook nog de meerderheid of een groot deel van de bevolking, tot ze langzaam gekerstend werden (en later geïslamiseerd). En het is ook niet onmogelijk dat er langzaam wat joodse groepen uit het land vertrokken. (Maar massaal zijn joden uiteraard nooit uit het oude bijbelse land geëmigreerd.)
Een uitleg die van Jeruzalem ineens overgaat op dat deel van het joodse volk dat in het Heilige Land woonde, lijkt me in ieder geval niet gerechtvaardigd.
Jan Dirk, ik betwijfel of je gelijk hebt. Ten eerste denk ik dat je deze woorden juist in hun Mattheische context moet uitleggen. Mattheus wil ons er iets mee vertellen.
Even los van de datering van Mattheus, want die weten we nu eenmaal niet, ljkt me inderdaad dat we hier een 'uitleg' hebben van reden van de verwoesting van Jeruzalem. Ja natuurlijk gaat het om Jeruzalem, sterker, om de Tempel. Maar waarom dat geen pars-pro-toto is, maak je volgens mij niet duidelijk. Voor Israel betekende de val van Jeruzalem de val van het land en het volk.
Overigens maakt dit weinig uit voor mijn argument over 'gij zult mij niet meer zien totdat...' Zag het volk Jezus niet in zijn lijden? Aan het kruis?
Ben het me je eens dat je de woorden hier vooral in het Matteïsche context moet uitleggen. Maar het is niet geheel onbelangrijk te beseffen dat we hier een fragment (uit het hypothetische, maar toch moeilijk weg te denken Q) hebben dat kennelijk al los circuleerde en dat in verschillende teksten op een andere wijze ingevoegd en gebruikt kon worden. Maar hier moet je zeker het binnen de context van het Matteüs-verhaal lezen. Ik zei daar weinig over, omdat ik niet goed weet hoe dat moet.
Jij maakt naar mijn idee niet goed duidelijk waarom je plotsklaps dit voor een pars pro toto houdt en van de concrete woorden overgaat naar een veel bredere betekenis. Ben het wel met je eens dat de tempel het bepalende cultische centrum was en daarom voor het hele volk, niet alleen in het land, maar ook elders in de wereld, een centrale betekenis had en dus identiteitsbepalend was. In die zin heb je zeker een punt door die bredere eenheden erbij te betrekken.
Het lijkt me inderdaad waarschijnlijk dat in de Matteïsche context geduid wordt op de gedachte dat Jezus over niet al te lange tijd terug zou keren.
Maar tegelijk is gebleken dat de val van de tempel niet het einde van de joodse religie of van de nog eeuwenlange presentie van het joodse volk in het land betekende. In die zin was er geen sprake van een ‘val’ van land of volk, wel van een transformatie van de joodse religie.
(Maar is het Matteus-evangelie nog geïnteresseerd in het soort beschouwingen over de toekomst van het jodendom, waar Paulus, die veel eerder, nog voor de verwoesting van de tempel schreef, zich zo druk over maakte? Was de scheiding tussen de christelijke sekte en de mainstream joodse stromingen al niet te groot geworden? Ik vraag dat maar, ik weet daar te weinig van.)
In allerlei dogmatische beschouwingen, die voor jou de aanleiding vormen, begeef ik me niet. Die liggen buiten mijn belangstelling. Ik beperk me tot traditionele lezing van de tekst in zijn context en wat ook precies de datering van Matteüs is, ergens na 70 is het gezien de toespelingen op de gebeurtenissen zeker. Een datering rond 80 of wat later is zeer gebruikelijk, maar op wat later of eerder komt het verder niet aan.
Maar ik besef dat ik, nieuwsgierig geworden, met mijn traditionele vragen ‘inbrak’ in een geheel anders gericht discours dat buiten mijn gezichtsveld ligt.
Het inbreken in een andere discours is heel gezellig ;-)
Ik vind die vragen naar oorsprong en dergelijke ook interessant, maar Q en veel van dat soort zaken blijven helaas toch speculatief. Het lijkt me evident dat er bronnen (mondeling? geschreven) aan de evangelien vooraf gingen, maar we weten het toch met geen enkele zekerheid.
Ik lees daarom de evangelien liever vooral door de ogen van de jonge gemeente - hoewel ook dat wat speculeren blijft.
Wat ik hier in elk geval even wilde doen is aan Gert laten zien dat als je teksten probeert nauwkeurig te ontleden (zoiets als fileren?) dat je dan veel minder kunt concluderen dan hij suggereert. Lezen wat er staat is een kunst, met alle theologische bagage waarmee we rondlopen.
'…zullen jullie mij niet meer zien…'
De Joden zagen Jezus inderdaad nog aan het kruis, maar nooit meer op die ezel in zijn hoedanigheid als koning van Israël. Maar Jezus wilde dat zij meer in Hem zagen: Degene die door God was aangesteld om te redden, niet alleen van een paar Romeinen, maar van hun zonden. Deze uitleg past in de lijn van Mattheus, maar ook in die van de Bijbel: Hij kwam als Koning, maar zonder berouw en bekering zou Zijn Koningschap geen waarde hebben.
Laten we zeggen: berouw ontbrak. En dat komt later wel, aan het einde van de tijd, (ik denk zelf na de duizend jaar, als de volheid van de heidenen is ingegaan) wanneer ze zullen weeklagen over de dood van een eniggeborene. Dan zullen ze zien wat ze met Jezus hebben gedaan, zoals de broers van Jozef inzagen dat zij hun broer nooit naar Egypte hadden mogen verkopen. Dan zal het hun door de ziel snijden dat ze hun Koning hebben gekruisigd.
Ik denk niet dat je dan teveel in deze tekst legt.
Een reactie posten