maandag 4 oktober 2010

Allahoe akbar! en het Magnificat van de maagd Maria

Allahoe Akbar! Allahoe Akbar! Vooral in de jaren dat ik journalist was, hoorde ik in allerlei Arabische landen groepen moslims in demonstraties Allahoe Akbar! scanderen. God is groter! Dat was in de begintijd van de Islam de strijdkreet van de legertjes van bedoeïenen die op hun kamelen andere – niet islamitische- stammen overvielen. Nog steeds gebruiken moslims dit als hun strijdkreet in elke oorlog die ze voeren. Zelfs bij sportwedstrijden tegen christelijke landen hoor je verslaggevers dit soort religieuze taal vaak gebruiken hier in Egypte.

Voor islamitische filosofen en theologen betekent de kreet Allahoe Akbar ook dat God altijd groter is dan ons voorstellingsvermogen. Hij is te groot om iets definitiefs over hem te zeggen, en hij is groter dan elke kwalificatie. De Koran spreekt bijvoorbeeld vaak over de barmhartigheid van God – hij is rahmaan en rahiem – maar op die barmhartigheid kan je nooit rekenen, want God kan niet berekenbaar zijn; dan zou hij immers zichzelf beperken. Hij is groter dan dat, zegt de Islam. Hij is dus ten diepste de onbekende, de onkenbare. Er is geen verband tussen het wezen van God en diens handelen, want dat zou hem klein maken.

Ik moest hieraan denken toen ik het Magnificat las, Maria’s reactie op de aankondiging van de geboorte van Jezus, in Lukas 1:46-52. In onze NBV luidt dat gedeelte:
(46) Mijn ziel prijst en looft de Heer,
(47) Mijn hart juicht om God, mijn redder:
(48) Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
(49) Ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn naam.
(50) Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie hem vereert.
(51) Hij toont zijn kracht en de kracht van zijn arm
En drijft uiteen wie zich verheven wanen.
(52) Heersers stoot hij van hun troon
En wie gering is geeft hij aanzien.

Wat een ‘islamitische’ woorden gebruikt Maria hier. De woorden ‘mijn ziel prijst’ (vs. 46) zijn letterlijk: ik zeg ‘groot’, ik zeg ‘akbar’!

Maar die grootheid van God staat bij Maria niet in tegenstelling tot hem echt kennen of met zijn goedheid. Vol zekerheid zegt Maria dat God rahman is – barmhartig. Dat is niet iets waar ze zonder zekerheid op hoopt, zoals moslims doen, maar het is een volle zekerheid. Zo is God van geslacht op geslacht. Het is een ontologisch wezenskenmerk van God dat dus altijd zichtbaar wordt in zijn handelen voor wie hem vereren. Moslims daarentegen vereren God maar weten nooit of hij ze barmhartig zal zijn.

Voor Maria staat de grootheid van God niet op gespannen voet met zijn barmhartigheid. Dat is omdat al Gods wezenskenmerken samenhangen, en omdat God altijd handelt in overeenstemming met zijn aard. Hij is wel degelijk kenbaar. Niet tot in de diepte, uiteraard, hij is per slot van rekening God. Maar wat we van hem weten, is wel echt.

Juist in verband met de aankondiging van de geboorte van Jezus vind ik deze gedachte behulpzaam. God toont daar zijn grootheid – niet in oorlogvoeren, maar door zelf nietig te worden, een mens. En precies daarin toont hij zijn grote barmhartigheid. God’s grootheid staat niet op gespannen voet met zijn barmhartigheid en met zijn kenbaarheid, want hij heeft in zijn goedheid juist besloten zichzelf kenbaar te maken in de mens Jezus. En hoe hij dat doet, is per definitie in harmonie met wie hij van eeuwigheid is.

Ja, hij stoot heersers van de troon, maar niet om andere machtigen aan bod te laten komen. Hij wint geen oorlogen om zijn religie op aarde machtig te laten zijn. Hij stoot heersers van de troon door zijn Zoon die uiteindelijk zou sterven, en hij kroont nietige meisjes als Maria, en kleine, zwakke, onvolmaakte mensen zoals wij, met eer.

Zo, dat kan ik mooi eens in een preek verwerken - en jij misschien ook wel :-)

Geen opmerkingen: