woensdag 15 februari 2012

Het “beloofde land” is door God aan Israel gegeven als een eeuwige erfenis

Zeven Bijbelse antwoorden op
veelgehoorde Christen-Zionistische vooronderstellingen

1. God zegent wie Israel zegenen en vervloekt wie Israel vervloeken
2. De Joden zijn Gods ‘uitverkoren volk’

3. Het “beloofde land” is door God aan Israel gegeven als een eeuwige erfenis


In tegenstelling wat je wel hoort, onderstreept de Bijbel regelmatig dat het land aan God toebehoort en het wonen in het land is altijd voorwaardelijk. God zegt bijvoorbeeld tegen zijn volk, “Verder mag het land niet voor altijd verkocht worden, want het land behoort Mij toe. U bent immers vreemdelingen en bijwoners bij Mij.” (Levitikus 25:23) In Ezechiël lijkt het wel of de Heer anticipeerde op de argumenten van diegenen die arrogant rechten op het land doen gelden omdat het verbond oorspronkelijk met Abraham was gesloten.
Mensenkind, de bewoners van die puinhopen in het land van Israël zeggen: Abraham was alleen en kreeg het land in erfelijk bezit, maar wij zijn met velen. Het land is ons als erfelijk bezit gegeven. Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: U eet vlees met het bloed er nog in, slaat uw ogen op naar uw stinkgoden en u vergiet bloed. Wilt u dan het land weer in bezit nemen? U steunt op uw zwaard, u doet een gruweldaad en ieder verontreinigt de vrouw van zijn naaste. Wilt u dan het land in bezit nemen? […] Ik zal van het land een verlaten woestenij maken en zijn sterke trots doen ophouden. De bergen van Israël zullen verwoest zijn, zodat niemand erdoorheen trekt. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik vanwege al hun gruweldaden, die zij gedaan hebben, van het land een verlaten woestenij maak. (Ezechiël 33:24-26, 28-29)

Al Gods mensen mochten in het land wonen op basis van geloof, niet op basis van ras. De schrijver van de Hebreeënbrief legt zelfs uit dat het land nooit hun ultieme verlangen of erfgoed was maar een tijdelijke woonplaats tot de komst van Jezus Christus. Ons gezamenlijke eeuwige erfgoed is hemels, niet aards.

Oudtestamentische opdracht:
Dit land nu moet u voor uzelf verdelen over de stammen van Israël. En het zal gebeuren dat u het als erfelijk bezit zult doen toevallen aan u en aan de vreemdelingen die in uw midden verblijven, die in uw midden kinderen verwekt hebben. Zij zullen voor u zijn als een ingezetene onder de Israëlieten. Hun zal het met u in erfelijk bezit toevallen, te midden van de stammen van Israël. Het zal gebeuren dat in de stam waarbij de vreemdeling verblijft, u daar zijn erfelijk bezit moet geven, spreekt de Heere HEERE. (Ezechiël 47:21-23)

Nieuwtestamentische uitleg:

Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is. En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen, daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen. (Hebreeën 11:9-10, 39-40)

Geen opmerkingen: