De Rooms Katholieke Kerk twijfelt niet aan de noodzaak van genade voor het behoud van mensen. Rome en de Reformatie hebben wel verschil van mening over de invloed en reikwijdte van genade. In zijn boekje By Faith Alone (1996) bespreekt R.C. Sproul dat ‘een cruciaal punt’ van discussie tussen Rome en de Reformatie te maken heeft met de vraag: ‘Is genade onwederstandelijk en effectief op zichzelf, of is het te weerstaan en afhankelijk van menselijke samenwerking?’ [p. 111]
Thomas van Aquino zegt dat God de menselijk wil, die voorheen kwaad wilde, beweegt om goed te willen. ‘Hij werkt om ons te doen willen, en als we eenmaal willen, werkt hij met ons samen opdat we volmaakt worden.’ [p. 112]
Zowel Rome als de Reformatie zijn het er over eens, dat het werk van genade aan rechtvaardiging vooraf gaat. Wedergeboorte is nodig voordat een gevallen mens kan geloven. De genade van wedergeboorte gaat dus vooraf aan geloof. De twist tussen Rome en Reformatie gaat over de effectiviteit van genade. Daarbij lijkt Aquino genade te zien als werkzaam, en niet zozeer als samenwerkend, zegt Sproul. [p. 112]
Trente maakte duidelijk dat een gevallen mens zichzelf niet kan bekeren of zichzelf rechtvaardig maken in Gods ogen. Genade is nodig. Maar die genade is niet effectief . Het kan worden verworpen. De effectiviteit van genade hangt af van de instemming en samenwerking van de zondaar. [p. 113] De nieuwe Catechismus van de RK kerk zegt: ‘Gods vrije initiatief vereist de vrije reactie van de mens.’ [p. 114] Volgens Calvijn is dit ondenkbaar: ‘...de beweging van de heilige Geest is zo effectief dat het altijd geloof wekt’. Daarbij citeert Calvijn Augustinus. [p. 115]
Sproul gaat nu in op Roomse visie op het sacrament van de boete, en op het geloof in verdiensten. Mij gaat het te ver (of ik begrijp er niet genoeg van...) om daar nu op in te gaan. Van belang is wel om vast te stellen dat voor Rome, boetedoening een voorwaarde voor uiteindelijke rechtvaardiging is. Overigens zegt Rome daarvan dat die boete alleen met de genade van God kan worden gedaan. [p. 118]. Sproul wijst erop dat boete doen wel degelijk een aspect is van rechtvaardiging, maar niet als voorwaarde maar als gevolg. [p. 118]
Voor de Reformatie was het spreken over verdiensten ondenkbaar, omdat dit werd gezien als tegenstelling tot genade. Rechtvaardiging is uit genade alleen, zonder dat menselijke verdiensten daar iets aan toedoen. [p. 123]
Voor Rome rust de rechtvaardiging op heiligmaking; voor de reformatie volgt heiligmaking op rechtvaardiging. Calvijn zei hierover: ‘Aangezien de Heer ... ons deze zegeningen niet schenkt zonder zichzelf te geven, geeft hij beide zegeningen tezelfdertijd, en nooit de een zonder de ander. ... we worden niet gerechtvaardigd door werken, maar ook niet zonder werken, aangezien in de deelname aan Christus, door wie wij gerechtvaardigd zijn, heiligmaking niet minder ons deel is dan rechtvaardiging.’ [p. 131]
Sproul gaat in op de schijnbare tegenstelling tussen de Romeinenbrief en de Jakobusbrief, en constateert dat Jacobus vaststelt dat een geloof zonder werken, geen reddend geloof is. [p. 137]
Geloof dat rechtvaardigt is geen geloof zonder werken, maar het zijn niet de werken die rechtvaardigen, maar het geloof als zodanig, aldus Paulus. [p. 138] Ik doe de behandeling van de kwestie door Sproul nu wat tekort, maar ik denk dat voor de meeste lezers deze zaak bekend genoeg is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten