zaterdag 21 december 2013

Een messiasbelijdende Jood over de 'herdertjes' van kerst


De Anglikaanse messiasgelovige Jood Alfred Edersheim (1825-1889, foto) schreef in 1883 een monumentaal boek dat nog steeds herdrukt wordt vanwege de enorme waarde: The Life and Times of Jesus the Messiah. Hij zette me op het spoor van een paar zaken rond de kerst die ik zinvolle informatie vind.  Hier trouwens dat hele boek online.  En hier de pdf.

Dat de Messias in Bethlehem geboren zou worden stond voor de Joden in de tijd van Jezus wel vast. Ook geloofden de Joden vast, dat de Messias zou worden geopenbaard van Migdal Eder, ‘De toren van de kudde’. 

Rabbi Munk geeft in de Targum (Pseudo-Jonathan) een parafrase bij Genesis 35:21 en Micha 4:8:
Hij zal zijn tent uitspreiden bij Migdal Edar, de plaats waar Koning Messias zich aan het eind der tijden zal openbaren.
 Het Joodse mystieke werk, de Zohar (II, 8b) zegt dat als de tijd daar is dat de Messias zal verschijnen,
... hij zal verschijnen in een groot lucht aan de buitenkant van Bethlehem, dicht bij Rachel’s graf, op een plaats die Migdal Eder heet…
Migdal Eder was een wachtoren voor herders, om op hun kudde toezicht te houden. Maar het was niet de normale wachttoren voor de herders die voor hun schapen zorgden in de wildernis in de regio van Bethlehem. Het was de plaats waar alleen speciale herders hun werk deden.

De Mishnah (Shekelim 7:4) zegt, “De kuddes die hier werden geweid, waren voor de tempeloffers.”

Gewone herders lagen onder de banvloek van de rabbis; door hun levensstijl konden ze zich beslist niet aan de religieuze voorschriften van Israel houden. Daarom gold in Israel de regel dat herders met hun kudden zich in de wildernis moesten ophouden. Mishnah (Baba K. vii. 7) verbiedt het houden van kuddes in Israel, behalve in de wildernis. De enige kuddes die wel in het (groene) land mochten worden gehouden, waren die voor de tempeldienst. (Baba K. 80 a).

Voor de herders van de tempelkudden gold de rabbijnse vloek dus ook niet; ze hadden als enigen het recht en de plicht om de schapen van de tempel in de groene delen rond Bethlehem te laten grazen; ze moesten immers perfect zijn als offer. De schapen mochten ook niet meer dan 5 kilometer van de tempel worden geweid, om te voorkomen dat ze onderweg naar hun dood zich zouden verwonden.

Dat het juist deze herders waren die als eersten het evangelie hoorden, is dus significant. Niet omdat God ervoor koos om als eerste een stel ruwe kerels gewag te doen van de incarnatie, maar omdat hier heel specifiek aan de verwachting van Israel werd voldaan; bovendien omdat degenen die voor de tempeloffers verantwoordelijk waren, als eersten hoorden over degene die eenmaal het volmaakte offer zou zijn.

4 opmerkingen:

www.roelwimmenhove.nl zei

L.S.
Mooi artikel over de herders. Is het betreffende boek ook in Nederlandse vertaling beschikbaar?

Ik hoor graag van u

Hartelijke groeten
Roel Wimmenhove
Diemen

Unknown zei

Ha Roel - nee ik vrees van niet. alleen in t engels.

André zei

"Voor de herders van de tempelkudden gold de rabbijnse vloek dus ook niet; ze hadden als enigen het recht en de plicht om de schapen van de tempel in de groene delen rond Bethlehem te laten grazen; ze moesten immers perfect zijn als offer."

Je schrijft dat ze 'de plicht' hadden. Moesten de 'tempelschapen' verplicht naar buiten? Staat dat ook in een van de bronnen die je noemt?

Unknown zei

Andre, met plicht bedoel ik, ze mochten de schapen niet meenemen naar de wildernis. ze ware nverplicht ze zorgvuldig in de grazige weiden bij bethlehem te houden. Overigens, die grazige weiden bestaan daar niet meer. dat gebied is opgeslokt door de verstedelijking.