woensdag 30 oktober 2013

Tien redenen waarom ik "nee" zeg tegen een beamer in mijn kerk


Tien redenen waarom ik geen beamer in mijn erediensten wil:

1. Als ik preek, wil ik dat de mensen naar mij kijken.  Teksten of plaatjes op een overhead tijdens de preek trekken de aandacht weg en maken het zeker moeilijker om van hart tot hart te spreken.

2. De beamer en bullet-points op een scherm maken het onmogelijk om van mijn tekst af te wijken, en om op de laatste nipper serieuze aanpassingen in een preek te doen. 

3. Een beamer slokt mijn eigen aandacht op tijdens het preken.  Gaat het wel goed? Is de juiste slide zichtbaar?  Loop ik voor? Loop ik achter?  In plaats van op mijn luisteraars in de kerk word ik gefixeerd op de techniek.

4. Ik wil dat mensen in de kerk hun bijbel of de bijbel in de kerkbank openen.  Ik wil niet dat ze hun bijbel niet meer nodig hebben tijdens de eredienst.  Dus geen bijbeltekst op de het scherm, maar gewoon in de bijbel.

5. Ik wil dat mensen een liedboek in hun handen hebben, en niet dat ze alles vanaf een scherm kunnen meelezen en meezingen.     

6. Ik wil dat mensen de liturgie van de dienst in hun handen hebben, en beter nog, in hun hoofd.  Alles op een wit scherm is me veel te consumptief.  

7. De eredienst doe je samen; de beamer centraliseert alles rond een wit scherm en de persoon die de techniek bedient. 

8. Een groot scherm in mijn prachtige kerkje is als een modderschuit op een vlag.  Het past er niet in en verstoort architectuur en liturgie.  

9. De eredienst is een tijd apart; tijd buiten de tijd.  Waar de wereld om ons heen gonst en borrelt van techniek en informatie, wil ik mensen een uurtje bevrijden om zich op God te richten.    

10. Techniek heeft de neiging fout te lopen; er gaat te vaak wat mis met de beamer of de laptop.  

woensdag 23 oktober 2013

Onze kerk in Cairo beroofd: je zou zo'n boef!

Toen ik gistermorgen rond half 9 de deur van mijn kantoor wilde openen, was direct duidelijk dat er een inbreker was geweest.  De deur was met een koevoet geopend dus de deurpost was nogal beschadigd.  De zware kluis was ook met een instrument, misschien dezelfde koevoet, geopend.  De twee kantoren van mijn collega's bleken op dezelfde manier geopend, en ook de christelijk boekhandel, en de kerkzaal.

Alleen wat geld was meegenomen; er zat LE 12.458 in de kluis, dus iets van 1.300 euro. Voor ons is dat veel, en daar komen de reparatiekosten en de installatie van veiligheidssloten nog bovenop.  En gisteren hadden we de hele dag rechercheurs over de vloer. Bovendien, mijn personeel was zo van slag, dat ze nauwelijks aan werken toekwamen.  Genoeg tegenslag dus.

Een paar Egyptische media besteedden er aandacht aan. Hoezo? Het ging toch om niet zoveel geld?  Jawel, maar door het in het kader te zetten van 'kerken die aangevallen worden' krijgt zo'n inbraak een heel sinistere klank op dit moment. Niet helemaal terecht denk ik. We vermoeden dat de dader iemand met een christelijke achtergrond is, om een aantal redenen die ik hier niet zal verklappen.

Een goede broeder in Nederland wenste me toe dat ik me temidden van dit gedoe zou verblijden. Die Paulinische opdracht stond wel wat haaks op mijn gevoelens over de man die ons heeft beroofd. Maar nu, een dag later, ach, we gaan weer vrolijk verder. En de affaire deed me wel beseffen dat ik en mijn dierbare vrienden in mijn kerk ook niet brandschoon zijn.

In Maleachi 3:8-10 verwijt God het zijn volk dat ze hem beroven door van hun bezittingen niet de tienden aan de tempel te doneren, zoals de wet voorschreef.  Iemand van buiten de kerk die geld van de kerk steelt is een rover, maar iemand van binnen de kerk die niet genoeg aan de kerk geeft, is evengoed een rover.

Ik bedoel dit nu niet als pleidooi voor het geven van precies 10% aan de kerk. Ik geloof in het geven van veel meer.  Jezus zei, als je twee jassen hebt, geeft er een weg.  Dat is 50%.  Het idee is, met ons geld en goed dienen we doorgaans liever onszelf dan God en de naaste.  En dat terwijl God ons alles heeft gegeven om er goed mee te doen.

Die vent die onze kerk heeft beschadigd en beroofd kan ik wel wat aandoen wegens alle tijd en geld die me dit kost.  Maar hij deed me beseffen dat we allemaal moeite hebben om op een godvruchtige manier met ons bezit om te gaan.  Voor een christen is ons geld en goed een bezit, maar geen eigendom.  We beheren het, maar 't is van God en als we niet met ons bezit doen wat hij wil, slaan we de plank mis.

God geeft ons alles, en dat om 'goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om ook samen te delen'. (1 Tim 6:17) Ik verzet me ertegen dat zo'n boef zich het bezit van de kerk toe-eigent; maar in zoverre ik niet rijk ben in goede werken, vrijgevig, delend van wat ik heb, heb ik net als hij een ernstig moreel probleem met de pecunia.

zondag 20 oktober 2013

Zijn PVV'ers nou echt langer werkloos omdat ze PVV'er zijn?

PVV-politici maken langer gebruik van de wachtgeldregeling, omdat ze moeilijker aan een baan kunnen komen, zegt oud-minister voor Immigratie en Asiel Gerd Leers (CDA).  "Ze laten een specifiek geluid horen en blijven daar langer in hangen, daarom is werk vinden voor een PVV'er lastiger."

Ik ben blij met het CDA geluid in de politiek, maar mag ik bij deze opmerkingen van Leers toch wat kanttekeningen plaatsen?  Zouden die PVV'ers die in parlement of gemeenteraad hebben gezeten nu echt minder makkelijk werk vinden dan hun collega's van CDA, D'66 PvdA of VVD omdat ze PVV'er zijn?    

Het heeft binnen de PVV de afgelopen jaren problemen geregend omdat ze hun kandidatenlijsten nogal vullen met dames en heren die niet brandschoon zijn, of die toch net niet het sociale gehalte hebben van   D66 of CDA.  Ze vinden moeilijker werk dan hun collegas omdat ze ook voordat ze bij de PVV zaten, al een tikkeltje minder makkelijk bemiddelbaar waren, vermoed ik. Als ze hun politiek baan kwijt raken valt het ze dus ook lastiger snel een nieuwe baan te vinden.

Leers, die een bemiddelingsbureau voor ex-politci is begonnen, zal dat die PVV'ers natuurlijk niet vertellen; hij zou zijn eigen klanten maar kwijtraken. 

Discipelschap en de hoogdrempeligheid van de vroege kerk


Martyrdom of Hippolytus
1 Introduction
How did the ancient Church train its members to be faithful Christians?  In this paper I will give a brief introductory overview of the methods that churches in the first four centuries developed for what we would nowadays call discipleship training or spiritual formation.  
     In the ancient church, there were different focal points for following Jesus Christ as disciple.[i]   The first centuries of the church were times of persecution; so following Christ in the way of martyrdom was not unknown for the Christian community. Many believers fulfilled in their martyrdom Christ’s command to follow him by carrying his cross.  A very early record in the post-apostolic period is found in Ignatius of Antioch.  According to him, the perfect disciple of Christ is one who follows him to the very end even to death.  On the way to Rome he pondered his imminent martyrdom: ‘Now I begin to be a disciple’[ii] and when the world shall no longer see his body, he will then ‘truly be a disciple of Christ’.[iii]
     The love of Christ developed a commitment to make him known, so that to follow Christ in missionary commitment could be seen as another form of discipleship; disciples make other disciples.  Around 248AD, Origen wrote:

Christians do not neglect, as far as they can, to take measures to disseminate their doctrine throughout the whole world.  Some of them, accordingly, have made it their business to travel not only through cities, but even villages and countrysides, that they might make converts to God.[iv] 

     Following Christ in ascetic and monastic life also became a way of radical discipleship.  Asceticism was a strong ideal within the context of monastic life although it could also impact all Christians.  Human perfection consists of the imitation of Christ.  This idea then developed further in the Cappadocian Fathers, particularly in Gregory of Nyssa.  The motivation to follow Christ and to live an intense life of discipleship gave rise to monasticism that flourished in the ancient church.  For example, prior to 379AD Basil, one of the founders of monasticism in the east, writes:

For, we must deny ourselves and take up the cross of Christ and thus follow him.  Now, self-denial involves the entire forgetfulness of the past and surrender of one's will.  [...]  Readiness to die for Christ, the mortification of one's members on this earth, preparedness for every danger which might befall us on behalf of Christ's name, detachment from this life — this is to take up one's cross.[v] 

     Following Christ in daily life was the most common form of discipleship. It meant living one's whole daily life in the imitation of Jesus.  In this paper we will only focus on this last form of discipleship and on the question of how the Church tried to enliven its (future) members to obeying Jesus Christ in daily life.

2 Catechetical training of Christians
In the ancient Church, the normal Christian formation required of all (new) church members was primarily seen as a matter of catechesis.  The verb katéche, like the substantive katéchésis, has been used in the New Testament to signify both the act of teaching and its content.[vi]
     Cyril of Jerusalem (313-386AD) testified to the importance of this process of catechesis for new believers: “Let me compare the catechizing to a building.  Unless we methodically bind and joint the whole structure together, we shall have leaks and dry rot, and all our previous exertions will be wasted.”[vii]
     We have enough catechetical works from the ancient church to know what the content of the teaching to the (new) believers was.  Catechesis in the early church was in the first place a commentary on the Bible with concrete applications to life.  Catechesis was seen as a major task of church leaders.  Many of the well-known church leaders of the ancient church set aside much time and energy for instructing new believers in the faith, in spite of their many administrative tasks.

2.1 Didache
The earliest example of a catechetical book after the books of the Bible itself, is the Didache. The Didache, also know as the Teaching of the 12 Apostles, is one of the most fascinating books of the Apostolic Fathers.  Most scholars believe it evolved between 50 and 150AD; most agree that major parts of the book date from the time before most of the Apostle Paul’s letters were written. 
     The Didache begins by offering two ways of living, the one of life and the one of death.  Its focus is on proper and ethical living.  The material was a summary of basic instruction about the Christian life to be taught to those who were preparing for baptism and church membership.  Then, the Didache discusses in the central rituals of the church: baptism, fasting, the Lord’s Prayer, what is said at Eucharist.  Then it contains some matters related to the proper leadership in church: teachers, itinerant apostles, prophets, bishops and deacons. It ends with a final call to follow the Gospel in view of the expected return of Christ.
     Interesting to note is that the instruction to new believers was focused on proper living and on how to participate in the Eucharistic church service—that is, ethics and liturgy.  The document is not particularly focused on theological education.  In the Epistle of Barnabas (ca 70-135AD) we see a similar description of the two ways: the way of light and that of darkness.  This suggests that in the early church, this practical approach to instructing new believers in what was good and bad, was common.

2.2 Irenaeus’ Proof of Apostolic Preaching
Around 190AD, Irenaeus, bishop of Lyon, wrote Proof of the Apostolic Preaching.  This catechetical material was clearly written against the background of Gnostic heresies that influenced the church.  The book, divided in 100 short chapters, can be summarized thus:
  
1. Preface (1-3a)
2. Exposition of Apostolic Preaching (3b-42a)
2a. Of God and Man (3b-16)
2b. Salvation History until the coming of Christ (17-30)
2c. Salvation by Son of God  (31-40a)  
2d. Summary and conclusion (40b-42)
3. Scriptural (Old Testament) Proof of Apostolic Preaching (42b-97)
3a. Preface to this section (42b)
3b. Eternal existence of Jesus Christ (43-52)
3c. Human birth of Jesus (53-66)
3d. Predictions about all aspects of the life, death and resurrection of Jesus (67-85)
3e. Calling of gentiles predicted by prophets (86-97)
4. Conclusion (98-100)

     Whereas in the first and early second centuries, the focus of catechesis seems to have been more practical, there seems to have been a shift to a stronger stress on theological teaching.  This is logical given the fact that the church was now more distant from the Apostles who were the original canon of all teaching in Church, but also because both non-Christians and heterodox Christians were questioning the beliefs of the church.  The members of the Church had to be trained in giving the rights answers when questioned.

2.3 The Apostolic Tradition, Hippolytus
The document The Apostolic Tradition is ascribed by many scholars to Hippolytus (170-235AD), a bishop in Rome in the first half of the third century.  Whether this is correct is debated but most agree that the document’s milieu is early third century Rome.  The document was certainly representative for what happened in the churches of Rome in regard to spiritual formation of new members, and it soon spread all over the Christian world as a book to be used in catechesis.[viii]
   The Apostolic Tradition is full of liturgical and other rules, but of interest for us here is how The Apostolic Tradition describes the catechetical preparation of new believers for baptism.  Because of its interest, I quote a major part of the text here:

15 Those who are newly brought forward to hear the Word shall first be brought before the teachers at the house, before all the people enter.  Then they will be questioned concerning the reason that they have come forward to the faith. Those who bring them will bear witness concerning them as to whether they are able to hear.  They shall be questioned concerning their life and occupation, marriage status, and whether they are slave or free.   If they are the slaves of any of the faithful, and if their masters permit them, they may hear the Word. If their masters do not bear witness that they are good, let them be rejected.   If their masters are pagans, teach them to please their masters, so that there will be no blasphemy. If a man has a wife, or a woman has a husband, let them be taught to be content, the husband with his wife, and the wife with her husband.  If there is a man who does not live with a woman, let him be taught not to fornicate, but to either take a wife according to the law, or to remain as is. If there is someone who has a demon, such a one shall not hear the Word of the teacher until purified.

16 They will inquire concerning the works and occupations of those are who are brought forward for instruction.  If someone is a pimp who supports prostitutes, he shall cease or shall be rejected. If someone is a sculptor or a painter, let them be taught not to make idols. Either let them cease or let them be rejected.  If someone is an actor or does shows in the theatre, either he shall cease or he shall be rejected.  If someone teaches children (worldly knowledge), it is good that he cease. But if he has no (other) trade, let him be permitted.  A charioteer, likewise, or one who takes part in the games, or one who goes to the games, he shall cease or he shall be rejected.  If someone is a gladiator, or one who teaches those among the gladiators how to fight, or a hunter who is in the wild beast shows in the arena, or a public official who is concerned with gladiator shows, either he shall cease, or he shall be rejected.  If someone is a priest of idols, or an attendant of idols, he shall cease or he shall be rejected.  A military man in authority must not execute men. If he is ordered, he must not carry it out. Nor must he take military oath. If he refuses, he shall be rejected.  If someone is a military governor, or the ruler of a city who wears the purple, he shall cease or he shall be rejected.  The catechumen or faithful who wants to become a soldier is to be rejected, for he has despised God.   The prostitute, the wanton man, the one who castrates himself, or one who does that which may not be mentioned, are to be rejected, for they are impure.  A magus shall not even be brought forward for consideration.  An enchanter, or astrologer, or diviner, or interpreter of dreams, or a charlatan, or one who makes amulets, either they shall cease or they shall be rejected.  If someone's concubine is a slave, as long as she has raised her children and has clung only to him, let her hear. Otherwise, she shall be rejected.  The man who has a concubine must cease and take a wife according to the law. If he will not, he shall be rejected.

17 Catechumens will hear the word for three years.  Yet if someone is earnest and perseveres well in the matter, it is not the time that is judged, but the conduct.

18 When the teacher finishes his instruction, the catechumens will pray by themselves, separate from the faithful.  The women will also pray in another place in the church, by themselves, whether faithful women or catechumen women.  After the catechumens have finished praying, they do not give the kiss of peace, for their kiss is not yet pure.  But the faithful shall greet one another with a kiss, men with men, and women with women. Men must not greet women with a kiss. All the women should cover their heads with a pallium, and not simply with a piece of linen, which is not a proper veil.

19 After the prayer, the teacher shall lay hands upon the catechumens, pray, and dismiss them. Whether such is one of the lay people or of the clergy, let him do so. If any catechumens are apprehended because of the Name of the Lord, let them not be double-hearted because of martyrdom. If they may suffer violence and be executed with their sins not removed, they will be justified, for they have received baptism in their own blood.

20 When they are chosen who are to receive baptism, let their lives be examined, whether they have lived honorably while catechumens, whether they honored the widows, whether they visited the sick, and whether they have done every good work.[ix]

     People interested in the Christian faith were first seriously questioned, and then entered into a period of three years of learning.  This strict control of whether people were worthy of baptism was needed because of the fast influx of new believers.  The teaching of these new believers was mostly, it seems, what was also taught to all believers in church in the first part of the liturgy.  After that initial part they had to sit apart in church to pray by themselves, and after these prayers they would be blessed by the laying on off hands by the preacher – who could be a layperson or clergy.  They were then dismissed before Eucharist.  After a period of about three years they would be allowed to be baptized, based on the testimony of their lifestyle.
      From this document we learn that in Rome at the beginning of the third century, catechesis was not separate from the community of the church, even though there was a clear distinction between those preparing for baptism through catechesis, and those already baptized members of the church.  Christian formation was not individualistic but took place in the community of believers.
     With the growth of the churches, the number of catechetical works increased.  This is how the Pontifical Council for Promoting Christian Unity describes these instructions:    

Even with many differences of style and cultural background, these catechetical instructions aimed at orienting and motivating the choices and practical behaviour in life.  They sought to move the heart, not only the mind, and to lead to liturgy, to the sacraments, and to service in the ecclesial community as well as in the world.[x]

     A focus on the sacraments, especially Baptism and Eucharist, is obvious in all catechesis in the early church.  Typical of this approach are the Catechetical Lectures of Cyril of Jerusalem who wanted to help the faithful during the phase before and after the initiates received the sacraments of initiation — Baptism, Confirmation, and Eucharist.  Cyril explained the symbol of the faith, the rite, and the meaning of the initiation.  Tertullian's On Baptism (c. 198-200), Ambrose's On the Sacraments (387) and On the Mysteries (387), and Theodore of Mopsuestia's Catechetical Homilies (c. 347-348) have a similar focus.
     The Diary of a Pilgrimage by Egeria, a rich lady who visited the Holy Land around 400AD, described the rites before Baptism in Jerusalem at that time.  The norm was still that catechists had three years of instruction before their baptism, but Egeria describes how in Jerusalem, catechetical instruction was given to those being baptized three hours each day during the seven weeks before Easter.  The teaching began with an overview of the Scriptural events of salvation history.  The last two weeks before baptism at Easter were used for explaining the creed.  The candidates were supposed to know the creed by heart and to explain its basic meaning.  Then, after Baptism, for a whole week the bishop explained the meaning of the sacraments that had just been received. Bible, creed and sacrament were the overall topics of the baptismal instruction.  It included a strong spiritual dimension, with such features as discussion of The Lord's Prayer, and instructions about ethics.

3 Elements of spiritual formation
Even if the catechumenate, in its organization and structure, was focussed on the initial stage of Christian formation, in its significance and objectives it intended to be pedagogy of the faith, which continued throughout the whole of life.  Having gone through catechesis with others and being baptized together with them, created a strong bond of community. 
     The catechumenate was followed by on-going formation.  There was obviously continuity between the catechumens hearing the church’s teaching during their time of initiation in church services, and them hearing the same teachings by the same preachers in daily mass and weekly Sunday worship services after their Baptism

3.1 Word of God
Central to the formational teaching in catechesis were the Holy Scriptures.  This aspect of formation was part of catechesis, but it was not different from the teaching all church members received in the formal meetings of the church.  Proper formation in Church was verbal and directional.  It told people how to live and what to believe, based on the Holy Scriptures. 
     I find it an interesting challenge to consider how new believers were taught in sermons that were intended just as much as for the mature believers in church.  Teaching was not done separately, but in the one community.  The major difference for unbaptized new believers was not in the aspect of teaching in the first place, but in them not being present at Eucharist. 

3.2 Baptism and Eucharist
I agree with Abu Daoud who proposes that the process of discipleship should focus on Baptism:[xi] 

[Baptism] must be a major goal of our missionary activity. […] Discipleship leads to baptism, then after baptism one is further instructed in the teachings of Christ and obedience. In fact, discipleship becomes the means of evangelism.

     In the ancient church the sacraments were not only taught in catechesis and catechesis was not just a preparation for participating in those sacraments, but catechesis also intended to make these sacraments an important part of the continued spiritual formation in the early church as foci of the Christian faith.  The new believers had prepared for the sacraments and now these sacraments testified to the believers for the rest of their life.  Every celebration of the sacrament brought to mind the material and ethics learned during catechesis.  This is fully in line with how the Apostles in the New Testament often referred to Baptism and Eucharist for spiritual teaching of the believers.
     One reason why these sacraments could play this formative role was because they were celebrated in a liturgical context.  The same words and rituals were used each time, thus repeating the same ‘Gospel facts’ in every worship service.  The continuous re-enactment of the salvation history of God with mankind was the great discipleship tool, especially as the ancient church functioned in low-literacy contexts and in societies where oral communication was preponderant.
     Baptism and Eucharist were permanent visible reminders of the Christian faith and life.  They had an important formational impact on the believers.  That the sacraments in themselves had this permanent formative role to play was for instance recognized by Cyril of Jerusalem, who offered special catechesis immediately after baptism.  Baptism was not only a special rite de passage, but it was a permanent proclamation in itself.  Cyril’s catechesis “was designed to lead the neophytes to a deeper understanding of the meaning of the celebrated mystery.  It assisted believers to enter more deeply into communion with God, to penetrate into the spiritual and mystical depth of faith, to progress in what many Eastern Fathers referred to as ’deification‘ in Christ through the Spirit.”[xii]  Baptism and Eucharist were the focal points for the ancient Church’s teaching of the faith.

3.3 The Creed  
As soon as the church created formal Creeds, these were used in the training of new believers.  They had to learn the Creeds by heart and they needed to be able to have a modicum of understanding of them.  This was specifically taught in catechesis, but it was also repeated in the liturgy of the Church.  In each church service this reminded the believers of the basis of their faith.  According to S. Chan, reciting the Creed is more than a mental reminder of what we believe:

When we recite the creed, we are doing more than telling ourselves what we believe; we are engaged in what in speech-act theory is called a performative act.  We are making a pledge of self-giving to the God we believe in.  In the practice of recitation, the creed functions like a nation’s national anthem or pledge.[xiii]

     What do we teach believers in the process to Baptism?  Why not make the Apostolic Creed the centre of our teaching?  That is wholly in line with what the ancient church taught new believers, and it is also the Creed that is used by the major churches in the world today.  It ensures that we focus on the heart of the Christian faith, and not on the latest fad; for the new believers this is also strong unifying factor with all other Christians.[xiv]

3.4 Prayer
The Lord’s Prayer was part of the instruction to new believers.  New believers were ordered to learn this Lord’s Prayer by heart.  Thus, they were taught how to pray, and after Baptism, during Eucharist they would pray this same prayer over and over again.  What they learned during their time of initiation would be repeated weekly in church for the rest of their life.  The Didache commanded the believers to pray the Lord’s Prayer three times each day.  Hereby the Church reminded the believers again and again of how to pray.

3.5 Spread all over Roman Empire and beyond
It is interesting to note that the liturgies and rituals as briefly described before, spread rather quickly through the Roman Empire and beyond, even though the Church initially did not have a highly formalized leadership structure.  Even after the break-up of the unity of the church, in different cultures similar liturgies and rituals were celebrated.  The main adaptation was the translation of the liturgy in the Roman, Greek, Aramaic, Coptic or Armenian language. 
     This unity in liturgy and ritual, even in spite of some major political and theological differences, was the result of a strong sense of community among the Christians: a community in the first place with the apostles, and also with all early fathers of the church.  The liturgies that were inherited from them were not to be tampered with.  We should wonder whether this is not an altogether more wholesome approach to the Church and its worship, than the efforts to create worship styles and theologies that ‘match’ each and every culture.    

4 Conclusion
To the above examples of the sermon, Baptism, Eucharist, the Creed, the Lord’s Prayer we could add other liturgical elements like the confession of sins, the announcement of forgiveness, the readings from Holy Scripture, greetings each other with the kiss of peace, etc. that because of its weekly repetition played an important role in the formation of Christians in the ancient church.  I propose that in our work of making disciples or spiritual formation, we take liturgy, sacraments and the language that pertains to that, seriously.  Or to say in other words, that we adopt a robust Nicene approach to the Christian faith.[xv]   
     The liturgy was the early church’s most effective manner of Christian formation for all of its members.  After the formal period of instructions for newcomers (which was part of the liturgy), the believers were taught the Christian life weekly through the liturgy of the church – the verbal and visual re-enactment of all the basic aspects of the Christian faith.  Through its liturgy and all aspects in it, the believers were taught how to be true followers of Jesus Christ.
     This Christian formation – discipleship training – was church based, communal, and led by church leadership.  It was not something separate for those interested in discipleship classes, but something all believers were forced to undergo, initially in formal training, and after their Baptism, through participation in the communion of the saints in the normal life of the Church.  







[i] The division in four ‘types’ of discipleship comes from ‘On Becoming a Christian: Insights from Scripture and the Patristic Writings, with some Contemporary Reflections’  [Report of the Fifth Phase of the International Dialogue Between Some Classical Pentecostal Churches and Leaders and the Catholic Church (1998-2006)], published by the Pontifical Council for Promoting Christian Unity
[ii] Ignatius of Antioch, Letter to the Romans 5,3.
[iii] Ibid. 4,2.
[iv] Origen, Against Celsus 3.9.
[v] Basil, Longer Rule 6.
[vi] Luke 1:4; Acts 18:25, 21:21,24, Rm 2:18; 1 Cor 14:19; Gal 6:6.
[vii] Cyril of Jerusalem, Prochatechesis 11.
[viii] It was widely used; it has been preserved in Egyptian (Sahidic and Bohairic), Arabic, and Ethiopic manuscripts.  Portions of The Apostolic Tradition were used in the composition of several other church orders, including The Apostolic Constitutions, the Canons of Hippolytus, and the Testamentum Domini.
[ix] Hippolytus (?), The Apostolic Tradition, 15-20.
[x]  'On Becoming a Christian'.
[xi] Abu Daoud, ‘Sacrament and Mission Go Together Like Bread and Wine, Part I: Baptism, Discipleship, and the Apostles’ Creed’, St Francis Magazine (SFM) 4:1, June 2008.
[xii] 'On Becoming a Christian'.
[xiii] S. Chan, ‘Rediscovering the Catechumenate’ Church & Society (2005, Vol 8(1), p. 4.
[xiv] Abu Daoud in ‘Sacrament and Mission Go Together Like Bread and Wine, Part I’, writes: ‘what is to be the content of our teaching to our disciples? […] Should we pick up the latest fad from the West, like the Prayer of Jabez or the latest Rob Bell videos?  Or should we judiciously exegete entire books of the NT?  For how long does this go on?  What are we trying to accomplish?  I suggest two things: The goal of our discipleship is baptism: this comes quite clearly from Matthew 28 once we understand that there is an important sequence in the Great Commission.  Second, as our goal is profession of faith in Christ in baptism, at least initially, the content of our teaching should be the Apostles’ Creed.’
[xv] Thomas Oden coined this as ‘paleo-orthodoxy’.  Abu Daoud makes a similar point in his articles ‘Mission and Sacrament, Part II’, in St Francis Magazine (SFM) Vol IV No 3 (December 2008) and ‘Mission and Sacrament III: A Paleo-Orthodox Approach to Contextualization in the Muslim World’, in St Francis Magazine (SFM) Vol V No 2 (April 2009).

vrijdag 18 oktober 2013

Jezus en Mina, goede vrienden

Jezus, de Verlosser, staat naast de heilige Mina. Die Mina was een bijzondere jongeman. Hij is maar 24 jaar oud geworden (285-ca. 309) omdat hij als Egyptische soldaat in het leger van Rome zijn geloof in Jezus niet wilde loslaten. Dus werd hij door die Romeinen gedood. Ja, zo ging dat toen. Maar ook na zijn dood bleef Mina een bijzonder iemand, want gelovigen in de oudheid getuigden er vaak van dat als ze hem om voorbede hadden gevraaagd, de Heer hun gebeden met wonderen verhoorde. Ik kan natuurlijk wel aan u, lieve lezer vragen voor me te bidden, en dat vraag ik ook graag, maar als je weet dat iemand dicht bij de Heer zijn behuizing heeft, en nog wel een martelaar, dan heb ik graag diens voorbede. Ik kan dat wel gebruiken. 

Wat ik zo mooi aan deze ikoon vind, is hoe Jezus zijn vriend Mina aan de rechtkant heeft staan – de ereplaats. En zoals dat hoort op ikonen, Jezus is wel iets voornamer afgebeeld, maar eigenlijk maar nauwelijks. En zie die hand van Jezus op de schouder van Mina. Het zijn vrienden, en Jezus laat dat duidelijk merken.

Wat zou Jezus net tegen Mina hebben gezegd? ‘Hou het vol, makker, nog even en je komt bij me wonen?’ Of ‘Welkom hier, wie zijn geloof trouw blijft als jij, is voor eeuwig mijn vriend?’. Misschien zegt Jezus hem wel, ‘ik ben er ook doorheen gekomen Mina, en in je donkerste uur, weet dan dat ik snap hoe moeilijk het is.’

Jezus en Mina zijn vrienden. De iconograaf die in de zesde eeuw dit ikoontje van 30x30 cm maakte, woonde waarschijnlijk in het klooster van Bawit in Midden Egypte. Daar is de ikoon in elk geval gevonden. In die tijd hadden de Kopten veel te lijden van de Byzantijnse Romeinen die het maar niet konden velen dat de Kopten hun theologische visie op de goddelijkheid en de menselijkheid van Jezus niet wilden accepteren. 

Jezus draagt het Evangelie bij zich. Nu hoeft hij dat natuurlijk niet te doen, want hij heeft dat boek niet echt nodig - hij is het Levende Woord.  Wil de iconograaf uitdrukken dat de Byzantijnen wat hem betreft de pot opkunnen, en dat de Koptische visie op Jezus de 'evangelische' visie is? 

De Byzantijnen meenden dat de Kopten niet voldoende rekenschap gaven van de menselijkheid van Jezus.  Opvallend dat deze Koptische iconograaf Jezus juist zo menselijk afbeeldt, Jezus als degene die dichtbij ons is als vriend. 

Een vriend legt af en toe zijn hand op de schouder van zijn naaste; ‘Hoe gaat het nu met je? Ik ben bij je hoor, ook als je door donkere dagen gaat.’. En een vriend zegt, op zijn tijd, ‘Kom op, dat heb je niet goed gedaan, dit kan je beter…’ Maar in alle gevallen geeft Jezus ons het voorbeeld; hij is de beste vriend en houdt ons vast in onze donkerste uren.

Kijk, dat een Fransman dit ikoon vond in Bawit en het mee naar Frankrijk nam, dat is dan weer minder. We kunnen dit ikoon van Jezus en Mina in het Louvre bewonderen. Mina werd gedood door de Romeinen, de iconograaf werd vervolgd door de Byzantijnen, en het ikoon werd gejat door de Fransen. Zo was Egypte altijd een speelbal van de grootmachten; zo was de Egyptische kerk altijd de dupe.

En toch heeft de Egyptische Kerk altijd volgehouden dat in barre tijden, Jezus als een vriend terzijde staat. Hij is onze hoop in bange dagen.

zaterdag 12 oktober 2013

Serie preken over Paulus' Tweede Brief aan Timotheus

Ik ben met mijn gemeentes in Heliopolis begonnen aan een prekenserie over II Timotheus.  Het is altijd weer een avontuur om een hele brief door te werken in een reeks preken, want het dwingt je om je stokpaarden maar even los te laten. Hier de hele preek over 2 Tm 1

Zoals mijn preek over II Timotheus 1

Paulus schrijft Timotheus, een kerkleider in Efeze.  Paulus zelf zit in Rome gevangen.  Zo, dan weet je meteen weer even hoe orthodox ik in het leven sta :-).

Paulus weet dat zijn dood nabij is; deze brief is wellicht zijn allerlaatste geweest.  In elk geval heeft het een beetje het kenmerk van een testament.  Paulus vertelt Timotheus wat echt van belang is.

Timotheus krijgt te horen dat hij het geloof vast moet houden.  Daarbij gaat het zowel om de geloofsinhoud als om de waarachtigheid van zijn geloof.  Dit geloof is ons anker in de eeuwigheid - het verbindt ons met Jezus Christus die met zijn opstanding ons eeuwig leven bij God veilig stelt.

Ons anker in de hemel is ook de manier waarop de Heilige Geest ons kan sterken in barre tijden.

Wie door het geloof zijn anker in de eeuwigheid heeft laten vallen, heeft in dit leven meer weerstand tegen problemen, en is verzekerd van verbondheid met de Schepper, nu en altijd.

En hoe geweldig dat we door dit geloof ook verbonden zijn met ons voorgeslacht dat in Christus geloofde - zoals Timotheus verbonden is met zijn moeder en grootmoeder.  Het bindt ons in dit leven aan elkaar.  Het verbindt ons zelfs met hen die na ons komen.

En een interessante uitsmijter - Onesiphorus was vanuit Efese naar Paulus in Rome gekomen om hem bij te staan, maar was Onesiphorus daarbij om het leven gekomen?  Het lijkt dat hij er niet meer is, en Paulus bidt: 'Moge de Heere hem geven dat hij barmhartigheid vindt bij de Heere op die dag.'

Bidt Paulus hier voor iemand die al is overleden, dat het hem in de eeuwigheid goed gaat?  Ik denk van wel.

Theologisch misschien een probleem, maar het gelovige hart is blijvend verbonden, door het geloof, met ons voorgeslacht. Met onze medegelovigen anno vandaag, en met de gelovigen van de toekomst.  We zijn een kudde, of we nu leven of overleden zijn.

'Heer wilt u vandaag mijn vader die bij u is, een extra fijne dag geven?'

Want het geloof blijft ons binden.

maandag 7 oktober 2013

St Canaire - de eerste Ierse feministe?

Ruins of the priory of Lindisfarne
Canaire (of Cannera) leefde en bad gedurende vele jaren in een cel die ze vlakbij Bantry Baai had gebouwd. Kort voor haar dood besloot ze Senan op te zoeken op het eiland waar hij zijn thuis had. Als je let op de woorden tot Senan over zijn gebrek aan gastvrijheid dan zou je haar wel de eerste Ierse feministe kunnen noemen! Ze had zeker ook een positief effect op de oudere man, want vroege legenden vertellen dat Aidan van Lindisfarne een leerling was van Sean, en die was zeker, zoals we al gezien hebben, een belangrijke leermeester voor vrouwen zowel als mannen.

Canaire stierf omstreeks het jaar 530. Haar feestdag valt op 28 januari. De plekvan haar deels verdwenen graf is gemarkeerd door een eenvoudige vlag, en is nog te zien in de wateren voor Scattery Eiland.

Canaire de Vrome, een heilige vrouw in het zuiden van Ierland, stichtte een klooster in haar eigen gebied. Op een nacht, terwijl ze aan het bidden was, verschenen aan haar in een visioen alle kerken van Ierland. Het leek wel alsof er een toren van vuur opsteeg naar de hemel van elke kant van de kerken. De hoogste torens van vuur, die het meest recht omhoog stegen naar de hemel, kwamen van Inis

Cathaig ( Scattery Eiland). ‘Mooi is de cel van Senan’, zei Canaire, ‘ik zal erheen gaan; moge mijn opstanding er vlakbij zijn.’ Ze ging onmiddellijk, zonder een andere begeleiding dan de torens van vuur die ze in lichterlaaie zag staan, dag en nacht, totdat ze ter plaatse kwam. En toen ze de kust bereikte liep ze op de zee alsof ze op vlak land liep totdat ze bij Inis Cathaig kwam. Senan wist dat ze eraan kwam en hij ging haar tegemoet en verwelkomde haar.

‘Ja, ik ben gekomen’ zei Canaire tegen hem. ‘Ga naar je zus die op het eiland ten oosten van dit eiland woont, zodat je haar gast kunt zijn’ zei Senan. ‘Daarvoor ben ik niet gekomen’ , zei Canaire, ‘Christus is niet slechter dan jij. Christus kwam net zo goed om vrouwen te redden als om mannen te redden. Vrouwen zowel als mannen kunnen het hemelse koninkrijk binnengaan. Waarom zou je vrouwen dan niet toestaan om op dit eiland te wonen?’

‘Je bent koppig’, zei Senan. ‘Goed’, antwoordde Canaire, ‘krijg ik dan waar ik om vraag?’ Wil je me een plaats geven op dit eiland waar ik kan wonen, en het heilige sacrament van de Eucharistie?’

‘Ja, Canaire, je zult een plaats van wederopstanding krijgen hier, aan de rand van de golven’, zie Senan. Toen kwam ze aan wal, ontving het sacrament van Senan, en ging meteen naar de hemel.

Uit Edward Selness, Wijsheid van Keltische heiligen.