donderdag 25 december 2008

Het Woord was bij God en het Woord was God

De apostel Johannnes schreef een paar brieven, het boek Openbaring en het Evangelie van Johannes toen hij al wat op oudere leeftijd was. Tijdens zijn lange leven van dienst aan God en de kerk heeft hij veel kunnen nadenken over de enormiteit van de ervaring die hij had als jongeman. Drie jaar leefde hij dag-in dag-uit met Jezus; dat heeft zijn leven dramatisch veranderd. Wie was Jezus? 

In de brief die wij 1 Johannes noemen, spreekt de oude bisschop van Efeze erover dat hij Jezus met eigen ogen zag, dat hij hem hoorde, dat hij hem aanraakte. (1 Joh. 1:1) Met die woorden onderstreept Johannes dat Jezus een mens was.  In onze tijd zouden we daar niet zo’n nadruk op leggen, want aan de menselijkheid van Jezus twijfelt de moderne mens niet.  Dat was anders in de tijd van Johannes; sommigen waren zo onder de indruk van Jezus en diens impact, dat ze beweerden dat hij goddelijk was zonder echt een lichaam te hebben gehad.  ‘Kom op’, zegt Johannes, ‘ik heb Hem gevoeld, gezien, gesproken.  Ik ben een ervaringsdeskundige: Jezus was zo vleselijk, zo tastbaar, als jij en ik.’ 

Johannes gebruikt in deze verzen overigens niet de naam Jezus, maar hij spreekt over het Woord, dat is in het Grieks, de Logos.  Ook in zijn evangelieverhaal begint Johannes daarover. ‘In het begin was het Woord, en  het Woord was bij God, en het Woord was God.’ (Joh. 1)  

Griekse filosofen zagen de harmonie in het heelal, en vroegen zich af hoe dat kon.  Waarom was er ordening en geen chaos? Hun conclusie was dat het heelal door een Logos, een soort onpersoonlijke rationaliteit, werd bestuurd.  Het Jodendom kende het idee van de Logos ook; de meeste Joden spraken Grieks, en wisten dat de Logos in de Griekse vertaling van hun Heilige Schrift werd gebruikt voor het Woord van God. 

God is een sprekende God; als Hij spreekt, zijn Zijn Woorden dan anders dan Hijzelf? Ja, natuurlijk, je kunt het spreken van God onderscheiden van Hemzelf.  Maar kan je die Woorden van Hem scheiden?  Nee natuurlijk.  God is wie Hij zegt dat Hij is, en wat Hij zegt, is een volkomen weerspiegeling van wie Hij is. Vandaar dat het Jodendom over het Woord van God soms als een aparte persoon spreekt, die wel heel dicht bij God staat.  Lees bijv. Spreuken 8:27-30. 

Het was niet zijn nadenken over de Griekse of Joodse filosofie die Johannes tot zijn uitspraken over de goddelijkheid van de Logos dreef; het was de concrete, tastbare, menselijke ontmoeting met Jezus van Nazareth.  Van die Jezus constateerde Johannes: Hij is de absolute weerspiegeling van God; Hij was voor de schepping bij God, en Hij is God.  Van God de Vader onderscheiden, maar niet te scheiden dus.  

Voor de Griekse filosofen en de Joodse theologen was dit algemene spreken over de Logos nog wel te pruimen; ze waren het vast niet met Johannes eens, maar hij sprak in zekere zin toch hun taal.  Totdat hij zei: het Woord is vlees geworden. (Joh. 1:14) De NBV zegt: het Woord is mens geworden, en dat vind ik een veel te aardige vertaling, niet rauw genoeg.  Johannes wilde juist onderstrepen hoe vleselijk dat Woord werd. 

Jezus was de vleeswording van God.  Niet zoals de Griekse goden die soms de Olympus afkwamen om de mensen te plagen en weg te vluchten zodra het te moeilijk werd; God is echt mens geworden, om die menselijkheid voorgoed in zich op te nemen. God bleef ook niet verborgen achter het voorhang van de tempel om zijn volk aan hun lot over te laten; zo ervoer Israel zijn situatie.  Neen, God trad naar buiten en kwam bij de mensen.  ‘De Zoon van God werd een mens als wij, om mensen als ons tot kinderen van God te maken’, zei kerkvader Chrystostom in een van zijn preken over Johannes 1.  

Johannes kwam vast tot zijn wondermooie theologische gedachten met een glas wijn in de hand, maar zijn conclusies over wie Jezus is, zijn archimedisch punt voor zijn speurtocht is niet begonnen vanuit een Platonische filosofie met zijn prachtige algemene ideeen.  Johannes begon zijn denken bij de concrete ontmoetingen met Jezus: in die ontmoeting ervoer hij de genade, de waarheid, de glorie van God.  

Voor ons is het verstandig om de pelgrimsreis van het zoeken naar God aan te vangen bij de concrete ontmoeting met het vleesgewoorden Woord.  En onderweg vinden we God nooit ergens anders dan bij het Woord dat van eeuwigheid aan het hart van de Vader rust, bij de tastbare Jezus, de Jezus zoals aan ons geschilderd door de mannen die Hem hebben ontmoet.  Hun leven en denken werd daardoor op de kop gezet.  Kijk maar uit.

2 opmerkingen:

John Miller zei

Nogmaals Jos, één goede Kerst toegewenst voor jou en je familie.

Er is één zin in je kerstpreek die mij bijzonder intrigeert. Je hebt het eerder gezegd toen we elkaar de laatste keer troffen, overigens ook met een heel goed glas wijn, en toen viel me die zin ook al op.
Het gaat om het volgende: "God is echt mens geworden, om die menselijkheid voorgoed in zich op te nemen." Die laatste opmerking is spannend, met name ook het woordje voorgoed. Wat snappen wij eigenlijk van de incarnatie? Niets toch? En nu maak jij er notabene iets wederkerings van. Kun je daar iets meer over zeggen, of wil je het liever open laten, als ware het een poëtisch theologische bespiegeling bij het kersthaardvuur?

Jos M. Strengholt zei

011Sommige theologie past zeker goed bij het haardvuur; ik denk dat alle spreken over God een poetische voorlopigheid heeft, zeker als we gaan interpreteren en theologiseren over kwesties waar de bijbel wat karig informeert.

Laat me je een paar engelse citaten geven van de kerkvader Chrysostomos, eind 4de eeuw bisschop van Constantinopel. Dit heb ik uit zijn preken over Johannes 1:

The word becomes flesh means that the second person of the Trinity assumes human nature, without giving up on being divine. …

It did not mean that the essence of the [divine] Word changes, but he adopted flesh to himself. His essence remained untouched.

[And] He [now] inhabits this tabernacle forever, for he clothed himself with our flesh, not as again to leave it, but always to have it with him.

Die laatste zinnen, daar gaat het om. 'het woord woont nu voor eeuwig in deze tabernakel, want Hij heeft ons vlees aangedaan, niet om het weer te verlaten, MAAR OM HET ALTIJD BIJ ZICH TE HEBBEN.'

De hemelvaart van Jezus, daar nam Hij toch ook zijn mens-zijn mee omhoog? Of is Hij bij zijn opstanding toch niet als mens uit de dood opgestaan?

God is niet als de Olympische goden die af en toe frivool afdelen naar de wereld maar die onaangedaan blijven. Wij hebben een hogepriester die kan meevoelen omdat Hij hetzelfde heeft meegemaakt als jij en ik. Dat heeft hij niet 'afgelegd' toen Hij ten hemel voer.

Binnen de drei-eenheid, in de interne communicatie, is sinds de vleeswording 'menselijkheid' opgenomen. Ja, het is poetisch om het zo te zeggen, maar ik denk dat de bijbel er wel alle aanleiding toe geeft.

Johannes ziet het Lam in de hemel... staande als geslacht. In de hemel heeft de Tweede Persoon van de Drie-eenheid nog steeds het aspekt van menselijk lijden bij zich.