zondag 5 juni 2016

Joel 3:1-21 Gods volk gezegend, de vijanden gestraft

INTRODUCTIE
JOEL 1:1-20
JOEL 2:1-17
JOEL 2:18-27
JOEL 2:28-32
JOEL 3:1-21

JOEL 3:1-21

Na het visioen (of wat? de ingeving) over d
e komst van de Geest voor alle mensen (Joel 2:28-32) gaat Joel verder met een beschrijving van het 'nationale' herstel van Juda en Jeruzalem, en de straf over de volken.

Eerst iets over termen als "in die dagen, in die tijd" (Joel 3:1), "Daarna" (Joel 2:28) "Voor die dag van de HERE komt" (Joel 2:31).  Al die termen duiden op een 'eindtijd' die Joel ziet, de tijd dat God alles goed gaat maken (en dat gaat niet zonder oordelen).  Maar ik zou uitkijken en er geen kalender in te zien.  God's woord is geen spoorboekje.  Ik zei al eerder, de beloften zijn voorwaardelijk.  De 120 mannen en vrouwen in de bovenkamer in Jeruzalem hadden de Geest niet ontvangen als ze niet als volgelingen van Jezus hadden gewacht en gebeden zoals Jezus had gezegd.

En Gods belofte van bevrijding van Juda en Jeruzalem, gaat het hier niet veeleer om de terugkeer van Israel uit de ballingschap, eeuwen voor Christus? Dat zou er dan ook op duiden dat dit gedeelte is geschreven voor die terugkeer.  Dat is natuurlijk een cirkelredenering, maar de andere redering klinkt nog vreemder: waarom zou Joel van een ommekeer in de gevangenschap van Juda profeteren die nog komen moet, als op moment Juda en Jeruzalem helemaal niet in gevangenschap waren?

In de rest van Joel 3 (verzen 4 en verder) worden volken genoemd die Juda kende voor ze in de zesde eeuw in ballingschap ging, en die daarin een rol speelden. Als die volken veroordeeld worden, is het wel erg logisch om te denken dat in Joel 3:1-3 sprake is van beloften van een terugkeer uit Babylon.

Alle heidenvolken worden bijgebracht en geoordeeld in het "Dal van de HERE oordeelt". Denk eraan, poëtische taal.  Want in welk dal zouden "alle volken" bijeengebracht kunnen worden? Het gaat natuurlijk om de volken die Israel's leven zuur maakten voor en tijdens de ballingschap.

"Die volken hebben Israel immers onder de heidenvolken verstrooit en het land verdeeld." (Joel 3:2)
Dat is gebeurt bij de ballingschap in de zesde eeuw voor Christus.  Het oordeel over "alle volken" zal dus het oordeel over die betrokken volken zijn.  Dat zijn "alle heidenvolken".

Wie vandaag de dag meent dat Joel 3:1-2 nog steeds toekomstmuziek is, moet dus aannemen dat "Juda en Jeruzalem", laten we even zeggen, "Israel", opnieuw onder de heidenvolken verstrooit gaat worden? Dat het land opnieuw verdeeld gaat worden?

Iemand die zegt dat God's oordeel gaat over wie Israel anno 2016 verdeelt ("Mijn land hebben zij verdeeld, Joel 23:2c) gebruikt dus een tekst die met vandaag eigenlijk niks te maken heeft.  Joel heeft het over Israel rond het jaar 550 voor Christus hier. Bij de profeten lopen dingen nu eenmaal vaker door elkaar, het zijn profeten, geen schrijvers van God's spoorboekje.

Dat Joel 3:1-3 gaat over 2500 jaar geleden blijkt ook uit het feit dat Israel's vijanden van toen worden genoemd in Joel 3:4-8.  Het gaat daar om Phoenicia (Tyrus en Sidon) en Filister (ongeveer de huidige Gazastrook). De profeet zegt namens de HERE dat ze zullen worden gestraft vanwege de rol die ze hebben gespeeld bij de aanval door de Babyloniers. Ze hebben Gods goud en zilver meegenomen voor gebruik in hun eigen tempels, (3:5) ze hebben de Judeers als slaven aan de Grieken verkocht. (3:6)

Als straf lezen we dat de kinderen van Tyrus, Sidon en Filistea aan de inwoners van Sjeba ('Jemen') zullen worden verkocht. (3:8)  De terugkerende Judeers zullen in dat oordeel van God een rol spelen. (3:7)

Even over dat Dal van Josafat (Joel 3:2, 3:12):  we weten van geen dal in Israel dat zo werd genoemd.    Hetzelfde dal word in Joel 3:14 het "Dal van de Dorsslede" genoemd.  Aangezien het "Dal van Josafat" ook gewoon vertaald kan worden als "Dal van de HERE oordeelt", lijkt het me dat we niet zozeer aan een specifiek dal in Israel moeten denken.  Maar wie dat wel wil doen, prima.

God wil de volken die Juda en Jeruzalem hebben verstrooid en verdeeld, oordelen. Dat doet Hij door die volken uit te lokken om gewapend naar het Dal van Josafat te komen.  Daar zal de HERE alls heldenvolken van rondom oordelen.  Zie je die woorden van rondom?  Het gaat dus niet om alle heldenvolken.  Nadruk moet niet liggen op dat woord alle, alsof Argentinie, de Eskimo's en Nederland hier worden geoordeeld.  Het gaat over de volken van rondom Juda.  Dus Tyrus, Sidon, Filistea.  Het gaat niet om een wereldwijd laatste oordeel, maar om een oordeel over de vijanden van Israel in de zesde eeuw voor Christus. Egypte en Edom worden in 3:19 ook genoemd.

Joel 3:13-17 spreekt in bevlogen woorden over God's oordeel over de volken, en het heil voor Juda en Jeruzalem. Opnieuw lezen we over de zon en de maan en de sterren die zwart worden (3:15).  De heldenvolken worden geoordeeld en de HERE neemt het op voor zijn volk, de Israëlieten.

Parallel aan Joel 2:11 lezen we dat Israel zal weten dat de HERE hun God is die op Sion woont. Vreemden (bedoeld is natuurlijk, vreemde legers) zullen er niet meer doortrekken. (3:16).

In die tijd zal Israel ook een natuurlijk paradijsje zijn - met veel water.  Geen droogte meer. En een bron zal uit het huis van de HERE ontspringen.  (Joel 3:18).  Is dit een parallel met het uitgieten van de Heilige Geest, genoemd in 2:28. Ook bijzat uitgieten van de Geest is de plaatsbepaling Jeruzalem.

Mijn gedachte gaat hierbij naar Jezus die in de tempel in Jeruzalem, uitriep dat wie dorst heeft tot Hem moet komen. "Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.  Dit zei Jezus van de Geest die zij die in Hem zouden geloven, ontvangen zouden..." (Joh 7:38-39)

Tenslotte, Joel 3:19 laat zien dat terwijl Israel een waterrijk oord wordt, Egypte en Edom gestraft worden omdat ze geweld tegen Juda hebben gepleegd.  Egypte en Edom worden dus woestijnen, terwijl Juda juist voor eeuwig blijft, en de HERE zal in Sion wonen.

Als we deze woorden "Juda zal voor eeuwig blijven" letterlijk nemen, moeten we constateren dat Joel's profetie niet uitkwam.  Het werd gered van de ballingschap, maar al snel namen de Grieken en de Romeinen de macht over.  In 70AD werd de tempel verwoest - de de HERE woonde daar niet langer. En in 135AD werden de laatste Judeers uit hun land verjaagd.

Of moet je denken: er komt een tijd dat alles wordt hersteld, en dan zal Judea voor eeuwig blijven, Jerusalem van generatie op generatie?  Maar dan moet je ook veronderstellen dat de straf voor de volken rond Israel permanent is, lijkt me.  Dan blijft Egypte voor eeuwig een woestijn? Dan wordt de wereld dus nooit echt een paradijs? Dat is in strijd met het einde van mijn bijbel, waar Openbaring 21-22, tezamen met Romeinen 8, juist een beeld geven van God die de hele wereld vernieuwd. Daar zal geen woestijn meer zijn.

Een laatste opmerking.  De uitsmijter van Joel is, dat God het bloed van de Judeeers onschuldig zal houden dat Hij (daarvoor) niet voor onschuldig had gehouden, en de HERE zal wonen in Sion. (3:21)

Dus aan het slot leren we dat alle onheil dat over Juda en Jeruzalem kwam, het oordeel over dat land was.  Daarom de sprinkhanenplaag; daarom de legers van de buurlanden die het volk verstrooiden en het land verdeelden.  Maar God vergeeft.  Niet 'gratis', want we hebben gezien dat God's heil voorwaardelijk is. Israel moet zich bekeren.  Dat was de basis voor de terugkeer van de Joden naar hun land, na de Babylonische ballingschap.  God strafte, het volk bekeerde zich, en God vergaf.

Heeft dit dan geen verdere vervulling?  In het eschaton?  Ik denk van niet, maar als je meent van wel, dan zijn er veel vragen die een antwoord nodig hebben.  Zoals: heeft God Israel's bloed dan tot nu toe voor schuldig gehouden? Voor wat dan?  Een huiveringwekkende gedachte die ik niet voor mij rekening neem.  En des te meer een reden om Joel 3:1-21 toch vooral in de eigen tijd van Joel te zien, behalve inzoverre we er duidelijk christelijke motieven in zien.  Ik denk dat de vroege kerk (van de apostelen) ook zo met hun Hebreeuwse heilige schriften omgingen. 

Geen opmerkingen: