vrijdag 1 augustus 2014

Brieven van Cyprianus - Brief 5 - Aan priesters en diakenen in Carthago

Deze vijfde brief van Cyprianus is gericht aan zijn priesters en diakenen in Carthago.

Probleem is dat in Carthago de situatie gespannen is ten gevolge van eerdere vervolging Cyprianus kan daar daarom niet zijn, maar geeft van afstand advies aan zijn priesters en diakenen.

Cyprianus is ‘veilig’, maar kan niet in Carthago zijn en moet zijn werk dus uitvoeren via zijn priesters en diakenen. Hij wil dat ‘discipline en ijver’ worden gehandhaafd. (1.1)

Wat moesten de priesters en diakenen doen?

1. Materieel zorgen voor de degenen die hun Heer hebben beleden en die nu in gevangenis zitten.
2. Ook zo zorgen voor wie trouw zijn (maar niet in gevang) en die noden hebben.
Er zijn fondsen geworven en aan de geestelijkheid (Latijn: clerici) in Carthago gegeven, precies om dit soort noodsituaties het hoofd te bieden. (1.2)
3. De priesters en diakenen moesten ook zorgen dat ze de ‘algemene vrede’ bewaarden. Dat betekent ongetwijfeld, dat ze aan de autoriteiten geen aanleiding geven om nieuwe vervolgingen in te zetten.

Cyprianus zegt dat de gelovigen graag liefdevol in de gevangenis de ‘belijders’ opzoeken, maar dat moet wel wijs gebeuren. Die wijsheid is als volgt:
  • bezoek belijders in gevangenis niet met grote aantallen want dat kan kwade gevoelens scheppen en zorgen dat er helemaal geen toegang tot de gevangenen meer is. 
  • de priesters die het offer vieren (eucharistie) bij de belijders (in de gevangenis) moeten om beurten gaan, en steeds alleen, en alleen vergezeld van steeds andere diakenen. Dit om geen reacties op te roepen. 
  • in alle gevallen moet zachtmoedig en nederig worden gehandeld, de omstandigheden moeten in acht genomen, de algemeen vrede en het welzijn van ‘onze mensen’ moet bewaard. (2.1)
Cyprianus sluit de korte brief met groeten van hemzelf en ‘mijn diaken’, en ‘van allen die bij me zijn’.(2.1)

Opmerkingen: 
  • Cyprianus houdt zich verscholen buiten Carthago.
  • De brief moet vroeg in de verdrukking onder Decius worden geplaatst. Er zijn al mensen in de gevangenis, Cyprianus is al gevlucht. Tegelijk is het nog mogelijk de gelovigen te bezoeken in de gevangenis, en daar zelfs de eucharistie te vieren. De situatie lijkt echter explosief.
  • De financiën van de kerk waren aan de geestelijkheid gegeven - was dit omdat de Romeinen er beslag op wilden leggen?
  • De bisschop had alle zeggenschap over het geld van de kerk.
  • Het is normaal dat een priester; geholpen door een diaken, de eucharistie viert. Dat kan desnoods in de gevangenis. Is dit omdat de bisschop afwezig is? Het lijkt eerder dat dit al normaal is.
  • ‘Mijn diaken’ in de groet is waarschijnlijk Victor, die ook in brief 6 en 13 genoemd.
Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 1 (Letters 1-27) door G.W Clarke (Newman Press, New York, 1984). Dit is deel 43 van de serie Ancient Christian Writers.


Geen opmerkingen: