zaterdag 27 april 2013

Liturgie: Oude en Nieuwe Testament

In het Oude Testament vraagt de mens zich af hoe hij vergeving en verzoening kan ontvangen. Het enige echte offer dat de mens aan God kan brengen is zichzelf. Elke gave die de mens brengt is te klein, in feite absurd.

Het unieke van de liturgie van Israel is dat die zich direct tot de allerhoogste God richt. In andere religies ging en gaat de aandacht vaak uit naar de lagere machten, de ‘tussengoden’, omdat het gevoel bestaat dat die met onze donaties te vermurwen zijn.

Israel had een ingewikkeld systeem van offers aan God, en het was zich tegelijk bewust dat dierenoffers nooit voldoende kunnen zijn. De tempeldienst van Israel ging altijd vergezeld van een stevige dosis besef dat deze offers ten diepste onvoldoende waren. (Zie bijv. 1 Sam 15:22; Hosea 6:6; Mt 9:13, 12:7)

Dit conflict in het Oude Testament wordt wezenlijk pas opgelost doordat het zijn eenheid vindt in Jezus Christus en diens Kruis en Opstanding.

Abraham stond op het punt zijn zoon te offeren, maar op de laatste nipper voorzag God zelf in een offer, een manlijk lam. ‘All things come from you o Lord, and of your own have we given you.’

De christelijke theologie van de eredienst ziet in Christus het ware offerlam. Johannes de Doper wees daar op, en in het boek Openbaring is Christus present in het centrum van de wereld als het geofferde Lam. (Opb 5)

Na het offer van Christus is geen plaatsvervangend offer meer nodig. Voor de tempeldienst van Israel is dus ook geen plaats meer. Daarover zei Stephanus rake woorden in Handelingen 7. Zijn toespraak is het gevolg van de beschuldiging dat hij zou hebben gezegd Jezus de tempel zou vernietigen en dat hij de gewoontes die Mozes heeft geleerd, zou willen afschaffen (Han 6:14). Stephanus spreekt die beschuldiging niet tegen maar hij legt uit dat de geschiedenis van Israel in het Oude Testament altijd al in deze richting wees.
“Verwoest deze tempel en in drie dagen zal in hem weer opbouwen” (John 2:19). Jezus zegt niet dat Hij de tempel zal verwoesten – die versie was het valse getuigenis dat tegen hem werd gegeven. Hij profeteert dat degenen die hem beschuldigen precies dat zullen doen. Dit is een profetie van het kruis: Hij laat zien dat de verwoesting van zijn aardse lichaam tegelijk het einde van de Tempel betekent. Met zijn opstanding begint de nieuwe tempel: het levende lichaam van Jezus Christus, dat nu voor het aangezicht van God zal staan en dat de plaats is van alle eredienst.” Joseph Kardinaal Ratzinger, The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000), p. 43.
“Eredienst door typen en schaduwen, eredienst met plaatsvervangers eindigt op het moment dat de echte eredienst plaatsvindt: het offer van zichzelf door de Zoon, die mens en ‘Lam’ is geworden, de ‘Eerstgeborene’. Hij verzamelt in zichzelf alle eredienst van God, neemt het van de typen en schaduwen naar de realiteit van de eenheid van de mens met de levende God.” Joseph Kardinaal Ratzinger, The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000), p. 43-44.

Toen Israel in ballingschap naar Babylon ging, en de tempel werd verwoest, kon het zijn dieren niet meer offeren. Israel stond met lege handen, maar ontwikkelde net als de Grieken een nieuwe visie op eredienst. In Alexandrie kwamen de Joden in contact met de Griekse kritiek op de cultus; vanaf toen werd het begrip ‘redelijke eredienst’ de eredient met woorden en gedachten, steeds belangrijker. Paulus haakt hierbij aan in Rom 12:1. Dit was het christelijke antwoord op de crisis van de cultus in de hele toemalige wereld.

Het offer van de mens aan God, was vanaf nu het ‘woord’ dat opgaat van de mens naar God. Het woord dat de mens tot God spreekt verpersoonlijkt de spreker.

De kerkvaders zagen de eucharistie essentieel als gebed: een offer van het woord.

Het offer van het woord werd ten volle werkelijkheid door de Logos Incarnatus, het Woord dat vlees werd en dat alle vlees tot zich trekt voor de verering van God. Hij neemt ons lijden en onze hoop in zich op, alle verlangen van de schepping, en draagt dat naar God.

Het plaatsvervangend offer van Christus neemt ons op en leidt ons naar die gelijkheid aan God, die transformatie tot liefde, die de enige ware eredienst aan God is. Door het kruis en de opstanding van Christus is de Eucharistie het ontmoetingspunt van alle lijnen die uit het Oude Verbond komen.

De christelijke eredienst is niet alleen een christelijke vorm van de synagoge – waar het woord centraal staat – maar ook een vorm van tempel. Het draait om het Ene offer.

De christelijke theologie en eredienst zien de verwoesting van de tempel dus ook als een theologische noodzakelijkheid. De plaats van de tempel in Jeruzalem is overgenomen door de universele tempel van het Opstandingslichaam van Christus, wiens uitgestrekte armen aan het kruis alle mensen tot zich trekt.

De christelijke liturgie is nooit zomaar een kwestie van deze of gene groep mensen. Het is de beweging van de mensheid naar Christus toe, zoals Hij zich naar de mensheid heeft bewogen. Hij wil de mensheid verenigen in de Ene Kerk, de ene goddelijke samenkomst van alle mensen.

In de liturgie – onze redelijke (Gr: “logische” = logos-gerelateerde) eredienst ontmoeten de eeuwige Logos en de menselijke logos elkaar, met bemiddeling van vleesgeworden Logos. Je kunt de viering van de Eucharistie een ‘samenkomst’ noemen, of ‘de maaltijd’, maar dit doet tekort aan de grote historische en theologische connecties. Het gaat niet maar om het samenzijn als mensen; het gaat niet om samen een maaltijd te eten. Het is de ontmoetingsplaats van God en de mensheid.

De volmaaktheid moet nog komen. Onze liturgie draagt het stempel van onvolkomenheid. De Nieuwe Tempel, niet met handen gemaakt, bestaat al, maar is nog onder constructie. Daarover later meer.

dinsdag 23 april 2013

Liturgie, wereld en geschiedenis

God schiep de wereld met als doel een verbond aan te gaan met de mensheid. De schepping is het liefdesverhaal van God en mens. Liefdevol schiep God de goede schepping en Hij wenst dat de schepping in vrijheid liefde aan Hem terug schenkt.

Alleen als de mens in verbond met God leeft, is hij waarlijk vrij. De sabbat was voor Israël het symbool van de inwendige kant van het verbond met God. Op die dag zijn mensen werkelijk vrij. Vrij van werk, vrij van elke vorm van ondergeschiktheid.

Alles draait om Gods verbond met de mens. In Gods verbond draait het om relatie. God maakt zichzelf bekend aan de mens, en de mens reageert daarop met liefde en verering. Het liefhebben van God betekent hem eren.

Nadat God aan Mozes de ceremoniële wetten voor de eredienst gaf, besluit exodus met een verslag dat een parallel lijkt te zijn met de zeven scheppingsdagen. Zeven keer lezen we in Exodus 40 dat Mozes de tabernakel oprichtte ‘overeenkomstig alles wat de HEERE hem geboden had’.

‘Zo voltooide Mozes zijn werk’, lezen we in Ex 40:33. Een parallel met Genesis 2:1 waar we lezen dat God zijn scheppingswerk voltooide.

Daarna lezen we dat de heerlijkheid van de HEERE de tabernakel vervulde. Dat is een voorproefje van de heerlijkheid van de HEERE die eenmaal de aarde zal vervullen. Daarmee anticipeert de eredienst in de tabernakel de vervulling van Gods doelen met de hele schepping. Het gaat Hem om zijn verbond met de mensen, met alle mensen. God komt op aarde bij de mensen wonen. Hemel en aarde worden verenigd.

Zo horen schepping, geschiedenis en liturgie bij elkaar. Ze kunnen niet buiten elkaar. Zonder liturgie is de schepping en de geschiedenis een lege huls. Liturgie gaat over de inhoud en betekenis van de wereld en de wereldgeschiedenis: het gaat om het verbond van God met de mensen.

De sabbat en de tabernakeldienst zijn het sluitstuk van de schepping. Het is God te doen om de relatie met de mens. Het verbond van God is dus niet slechts iets dat plaatsvindt binnen tijd en ruimte maar het is het hart daarvan.

Eredienst, de ontmoeting van God en mens, is het hart van het verbond en wil de hele werkelijkheid waarin de mens leeft in gemeenschap met God brengen.

Ware eredienst gaat over de vereniging van God en mens, volgens de Bijbelse theologie. God wil de mens uit zijn staat van alleen-zijn, van Godverlatenheid, van alleen-voor-zichzelf-bestaan trekken, opdat de mens God kent. Alleen zo hervindt de mens zijn ware zelf. Augustinus zei daarom dat het ware offer dat we aan God kunnen brengen, de civitas Dei is; de door liefde getransformeerde mensheid, de met God geïnfecteerde schepping, de overgave van alle dingen aan God. Dat is het doel van de wereld. Dat is de essentie van offer en eredienst.

De gelijkenis van het verloren schaap dat in een doornstrook vastzit, is een metafoor van de situatie van de mens. Hij kan zich niet uit de doorns losmaken en zijn weg naar God terugvinden. Daarom komt de herder hem uit zijn netelige situatie redden om hem mee naar huis te nemen. Die herder is de Zoon van God zelf. Hij neemt de menselijke natuur aan en draagt, als God-mens, de mens mee naar huis, naar God. Dat maakt eredienst mogelijk. De mens kan thuiskomen. Het offer dat dit mogelijk maakt is het kruis van Christus, de liefde die door te sterven een geschenk van zichzelf maakt.

Alle eredienst nu, is een deelnemen aan deze kruisgang van Christus. Eerst werd hij mens, toen stierf hij, toen stond hij op uit de dood om God en mens te verenigen.  Het is dus net als bij de schepping God die het initiatief neemt om de mens tot zich te doen komen.

Christelijke eredienst is dus de praktische toepassing en vervulling van de woorden van Jezus op palmzondag, de eerste dag van de lijdensweek. ‘En Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken.’ (Joh 12:32, HSV)

Bovenstaande pensees zijn grotendeels die van Joseph Kardinaal Ratzinger, The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000), pp. 24-34. Wat mij betreft, nihil obstat.

maandag 22 april 2013

God schrijft Israel de liturgie voor

Voor en tijdens de uittocht van Israël uit Egypte zie we twee samenhangende doelstellingen. Het eerste doel is het bereiken van het Beloofde Land. Het andere is dat Israël moet leren om God liturgisch te dienen.

Namens God moet Mozes tegen farao zeggen: ‘DE HEERE, de God van de Hebreeën, heeft mij tot u gezonden, om te zeggen: Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen in de woestijn.’ (Ex 7.16, HSV) Deze opdracht wordt viermaal, met verschillende variaties, herhaald. (Ex 8.1; 9.1; 9.13; 10.3)

Farao wil best flexibel zijn, en geeft wat toe aan Mozes, maar hij weigert Israël met alle mensen en alle vee te laten gaan. Mozes wil van geen compromis weten, en zegt:
Laat ons drie dagreizen ver de woestijn ingaan, zodat wij aan de HEERE, onze God, offers kunnen brengen, zoals Hij tegen ons zeggen zal. (Ex 8.27)

Die laatste woorden, ‘zoals Hij tegen ons zeggen zal’, zijn veelzeggend. Israël weet niet hoe het God moet dienen. En Israël staat niet toe dat farao randvoorwaarden voor die eredienst stelt. Die eredienst ‘kan alleen worden ingericht naar de mate van openbaring, in afhankelijkheid van God’, aldus Joseph kardinaal Ratzinger in zijn boek The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000), p. 16).

Als Farao als compromis voorstelt dat alle Israëlieten mogen gaan maar dat ze hun vee moeten achterlaten, herhaalt Mozes zijn afhankelijkheid van God: Het vee moet mee om de HEERE te dienen.
Wij immers, wij weten niet waarmee wij de HEERE, onze God, zullen dienen, totdat wij daar komen.’ (Ex 10.26)

Niet het beloofde land maar de ware eredienst aan God staat centraal, en die eredienst kan alleen plaatsvinden volgens de aanwijzingen van God. Compromissen zijn uitgesloten.

Waren al die woordenwisselingen tussen Mozes en Farao puur tactisch? Ging het alleen maar om het volk naar het Beloofde Land te krijgen? Dat doet geen recht aan de ernst van de teksten en lijkt me dus onwaarschijnlijk. Om land tegenover eredienst af te zetten is theologisch onhandig, want het land werd aan Israël gegeven om een plaats van eredienst scheppen voor God. Als het alleen om land zou gaan, maakte Israël zich als een volk onder de volken.

In zijn tocht door de woestijn ontdekte Israël hoe God gediend wil worden. Bij de berg Sinai daalde de HEERE neer op de top van de berg (Ex 19.16, 20) en Hij maakte zijn wil bekend in de Tien Geboden. God sloot een verbond met Israël waarin de eredienst van Israël in details werd opgelegd. Zo werd het doel van de Exodus vervuld. Israël leert van God zelf hoe God vereerd moet worden.
Cultus, liturgie in de zuivere zin van het woord, is deel van deze eredienst, maar evengoed leven naar de wil van God; zo’n leven is een onontbeerlijk onderdeel van ware eredienst. Ten diepste is het ware leven van de mens, de mens zelf als rechtvaardig levend, de ware eredienst aan God, maar dat leven wordt alleen echt leven wanneer het vorm krijgt door naar God op te zien. [Liturgie] bestaat om deze visie te communiceren en om leven op zo’n manier te schenken dat heerlijkheid aan God wordt gegeven. (Ratzinger, Spirit of the Liturgy, pp. 17-18)

Er is een essentiële band tussen wet, ethiek, en eredienst. Wetgeving zonder basis in de moraal wordt al snel onrechtvaardig. En als de wetgeving en de moraal niet hun oorsprong vinden in een visie op God, degraderen ze de mens. Ze ontnemen hem zijn voornaamste reden van bestaan, dat is de eredienst aan God.

God heeft recht op reactie van de mens, op de mens zelf, en als dat recht van God uit het beeld verdwijnt, verkruimeld de ordening van de wet. Er is dan immers geen hoeksteen om de hele structuur van wet en moraal bij elkaar te houden.

Wat vond dus plaats op de Sinai? Het is precies de visie op God en diens geschenk van de eredienst en de wetgeving, die aan het Beloofde Land zijn waarde geven. De Sinai is geen tussenstop op weg naar het Beloofde Land, maar het is het hart van de zaak.

Israël wordt als volk gevormd door het verbond en de goddelijk wet die daar onderdeel van is. Het heeft een gemeenschappelijke regel voor rechtvaardig leven ontvangen. Dat en dat alleen maakt het land tot een waar geschenk. Als de realiteit van Sinai uit het oog wordt verloren door het volk in Israël, gaat het land ook verloren en gaat Israël in ballingschap. Israël zonder verbond en wetgeving verliest zijn vrijheid, want ware vrijheid bestaat in de eredienst aan God op de manier die God heeft voorgeschreven.

Liturgie gaat dus om de ordening van het hele bestaan. Zonder anker in de liturgie, de door God voorgeschreven eredienst, kunnen wet en moraal niet worden vastgehouden. Wetten zijn belangrijk voor de ordening van de samenleving en voor een waar beleven van gemeenschap, maar liturgie is van belang om die wetten te schragen en inhoud te geven.

De juiste, door God ingestelde eredienst is dus essentieel voor het juiste soort menselijke bestaan op aarde.

De eredienst maakt ons deelgenoot van de wereld van God, en laat Gods licht vallen in ons bestaan. Het plaatst ons aardse bestaan in een nieuw, correct perspectief. Een leven zonder dat, is leeg. Dat is precies waarom zelfs samenlevingen die pretenderen godloos te zijn, altijd weer blijken te zoeken naar een cultus, naar liturgie, om aan het bestaan waarde te geven. Maar zelfgeschapen liturgie is kinderspel; een schouwspel waar je al dat niet aan meedoet. Liturgie kan je niet zelf verzinnen als je daarin God wilt ontmoeten. Als God zichzelf niet onthult, wandelen we maar wat in het duister rond.

Mozes zei tegen Farao: ‘Wij […] weten niet waarmee wij de HEERE, onze God, zullen dienen.’ (Ex 10.26) Daarmee benoemde Mozes een fundamentele wet van liturgie. Als God zich niet openbaart kan de mens altaren bouwen voor de onbekende god (Han 17.23), hij kan zich naar God uitstrekken, en Hem zoeken. Maar echte liturgie veronderstelt dat God aan dolende mensen duidelijk maakt hoe Hij vereerd wil worden. Liturgie heeft een zekere instelling van Bovenaf nodig, het kan niet maar voortkomen uit ons eigen voorstellingsvermogen of onze creativiteit. Als dat alles is, is het niks dat een schreeuw in de nacht. Het verhaal van het Gouden Kalf dat Israël bouwde om God te vereren, is hier precies een waarschuwing tegen. Israël besloot dat het God op een manier wilde eren die wel goed paste bij de mensen, maar het vergat dat God daar zo zijn eigen visie op heeft.

Echte liturgie, zoals we zien bij Mozes en het gelovige Israël in de woestijn, behelst een werkelijke relatie met de Ander, die zich aan ons bekend maakt en die ons bestaan richting geeft. Hijzelf neemt het initiatief voor hoe Hij gediend wil worden.
Het verhaal van het Gouden Kalf is een waarschuwing tegen elke vorm van zelfontwikkelde en zichzelf zoekende eredienst. Ten diepste draait dit niet langer om God maar het probeert zichzelf een fijne kleine alternatieve wereld te bieden, samengesteld uit eigen middelen. Liturgie wordt dan echt doelloos, geknutsel. Of erger, het wordt afvalligheid van de levende God, afvalligheid in religieuze vermomming. Alles wat tenslotte overblijft is frustratie, een gevoel van leegte. Er is geen ervaring van die bevrijding die altijd plaatsvindt als een mens de levende God ontmoet. (Ratzinger, Spirit of the Liturgy, p. 23)

zondag 21 april 2013

Is er een “bijbelse" liturgie?

‘Liturgie’ is een enorm breed thema, en het probleem met het spreken over dit thema is dat je nauwelijks een paar zinnen kunt zeggen voordat de toehoorders of lezers met hun commentaar komen. ‘ja maar wat denk je dan van dit of dat’. Dat is prima maar kan ook erg afleiden van een rode draad door een verhaal.

Ik wil dit verhaal graag beginnen met vast te stellen dat alle religies en kerkgenotschappen liturgie hebben. Het is de manier waarop je de formele bijeenkomst van gelovigen organiseert. Elke bijeenkomst of kerkdienst heeft liturgie, en iedereen lijkt tevreden met zijn eigen liturgie. Je zingt een lied, je bidt, er wordt gepreekt, er is heilig avondmaal, een opening, een slot, er is een collecte, schuldbelijdenis, etc. Ook in kerkelijke gemeenten waar men prat gaat op het ontbreken van een vaste liturgie, zoals bij de Vergadering van Gelovigen of nogal charismatische gemeenten, zie je als buitenstaander (en soms als binnenstaander) onmiddellijk dat sprake is van een duidelijke liturgie.

Liturgie is de manier waarop we onze ontmoeting met God in de formele eredienst organiseren.

Er zijn christenen die deze liturgische organisatie vergelijken met een spel, of een schouwspel. Je bent het met elkaar eens hoe je dit aanpakt, en je geniet vervolgens van een goede dienst waar je min of meer toeschouwer of juist deelnemer in bent. Je ontvangt een uurtje rust en vrede geven; je bent even helemaal weg van de wereld; je hebt een ontmoeting met God. Maar de bijeenkomst wordt vooral gedefinieerd ls een een samenkomen van gelovigen die het met elkaar over wat basisregels eens zijn. Ik herinner me dat de evangelische gemeente waarvan ik in de jaren 70 en 80 lid was, zich graag omschreef als ‘een gezin om de tafel’. Informeler kan het nauwelijks.

Je zou dit ‘liturgie van onderaf’ kunnen noemen. We hebben als mens onze behoefte aan samenkomen met andere christenen, en we organiseren dit dus met elkaar op een manier die ons bevalt. Of op een manier waarvan je denkt dat het buitenstaanders bevalt. Liturgie gericht op de bevrediging van onze religieuze behoeften.

Wie kan ontkennen dat deze zaken van belang zijn? Maar wel duidelijk is, je kunt over je liturgie praten op deze manier zonder dat het woord ‘God’ ooit valt. De sociologie staat voorop. Hoe vinden we een bijeenkomst het prettigst.

Probeer in zo’n gemeenschap eens over liturgie te praten, en mensen krijgen meteen de kriebels. En als je de vraag stelt: ‘Zou God een mening hebben over hoe je liturgie er uit moet zien?’ dan denk ik dat men je verward aan zal kijken. Zelfs mijn waarde broeders en zusters evangelischen, die zo vaak praten over de wil van God in hun leven.

Is er een “bijbelse liturgie”? Ik heb in alle 35 jaar dat ik met in het evangelische nest bevind, zelden meegemaakt dat over de liturgie van de eredienst op deze manier werd gesproken, behalve waar het aankomst op incidentele details. Ieder heeft iets, vrouwen moeten zwijgen, en zo nog een paar zaken. Is er dan echt niets meer te zeggen vanuit en bijbel en wellicht uit de traditie van de kerk, over de aard van het samenkomen en over de inhoud van die samenkomst? Ik denk van wel.

Wandeltocht door het liturgische landschap


Ik heb me voorgenomen de komende maanden op deze plaats behoorlijk te gaan schrijven rond het thema liturgie. Dat is voor een deel om mijzelf te helpen in mijn speurtocht naar de betekenis van liturgie. Het verplicht me bovendien om dat doordacht te doen, want ik weet dat ik mag rekenen op de nodig rotte tomaten en scherpe woorden in wat ik zal schrijven. Die zal ik vast verdienen maar ik probeer er zo weinig mogelijk aanleiding voor te geven.

Mijn kaarten leg ik meteen maar op tafel. Geboren en getogen ben ik in een Gereformeerd (synodale) kerk; daarna werd ik evangelisch. In Egypte werd ik lid van de Anglicaanse kerk, en priester in Heliopolis. Dat zit allemaal in mijn bagage als ik over liturgie denk. Maar ook de Rooms Katholieke en de Orthodoxe visie op liturgie ontgaan me niet, want met die kerken voel ik me nauw verwant dankzij onze formele en informele relaties hier in Egypte. Ook al staan die kerken me niet toe hun liturgie volop mee te vieren, hun leden zijn bij mij van harte welkom.

Als uitgangspunt van mijn aanvankelijke pensees over liturgie neem ik een schitterend boekje van Jospeh Kardinaal Ratzinger, The Spirit of the Liturgy. Hij schreef dat in het jaar 1999, voor hij Paus Benedictus XVI werd. Dit kleurt uiteraard de richting en de inhoud van hoe ik zal schrijven, want ik sta mijn broeder Joseph toe om de lijn uit te zetten. Maar we zijn kritisch genoeg om daar serieus mee in discussie te gaan, nietwaar? Mocht u het boekje zelf willen aanschaffen, wat ik u zeer aanbeveel, dat wil Amazon.com u vast ter wille zijn.

Ik zie uit naar deze speurtocht, en hoop dat u, lieve lezer, het evenzeer waardeert. Ik sta ook open voor uw wijze bijdragen. Ik hoop dat we hier op onze wandeltocht door het liturgische landschap een mooie verzameling wijsheden en waarheden kunnen verzamelen. Dat die maar mogen leiden tot datgene waar alle liturgie over gaat, dat is de directe ontmoeting met en de verering van God door Jezus Christus in de kracht van de Geest.

vrijdag 12 april 2013

vredestichter zijn kan je de kop kosten


Dit weekend gaat mijn preek over 2 Cor 5:11-21, de tweede brief van Paulus aan de kerk in de stad Corinthe.  (okee, zijn derde, maar de tweede hebben we niet meer).

>>Download de pdf van mijn preek van 12+14 april hier