vrijdag 24 mei 2013

Recensie van mijn boek in het Nederlands Dagblad

Het Nederlands Dagblad plaatste vanmorgen een aardige recensie van mijn boek waarin ik vragen van atheisten aan het christelijk geloof beantwoord. Mooi dat de recensent er soms om moest lachen!

Christusbewuste antwoorden
auteur: Dick Schinkelshoek

De anglicaanse priester in Caïro, journalist en schrijver Jos Strengholt schreef korte antwoorden op zeker tweehonderd vragen van atheïsten aan het christelijk geloof. Hilarisch en scherp.

Graan dat sterft als het op het land valt – is dat geen onzin? Welnee, zegt Strengholt. Heeft de vraagsteller het dan zelf nooit teleurgesteld over bloemen in de tuin die doodgegaan zijn? En als je het hebt over het wetenschappelijke bewijs dat de exodus uit Egypte nooit plaatsvond, weet je dan niet dat het bijna onmogelijk is te bewijzen dat iets niet is gebeurd? Los ervan dat het christelijk geloof veel zwaarder leunt op een historische opstanding van Christus dan op een historische uittocht uit Egypte: over een paar jaar grondig onderzoek zijn er vast weer geleerden die anders concluderen.

Veel geschamper van atheïsten over de Bijbel, als gedateerd en innerlijk tegenstrijdig boek, berust nergens op. De evolutietheorie heeft helemaal niet bewezen dat het scheppingsverhaal onzin is, zoals de natuurwetenschappen niet hebben bewezen dat God niet bestaat.

Zelfverzekerd maar ook eerlijk gaat Jos Strengholt, Nederlands theoloog en werkzaam als anglicaans priester in Caïro, zeker tweehonderd kritische vragen langs die atheïsten wel aan het christelijk geloof stellen.

Strengholt wilde ‘echte’ – en geen zelf geconstrueerde – vragen gebruiken om die te beantwoorden. Vragen die bovendien op hun scherpst zijn geformuleerd. Hij vond ze op freethinker.nl, een website waar ‘het vrije denken regeert’ en atheïsten elkaar vinden in hun strijd tegen alles wat naar religie riekt. Voor de soms militante en vaker tamelijk onwetende atheïstische bezoekers van deze website en hun geloofsgenoten schreef hij zijn Kleine catechismus. Niet om te bewijzen dat het christelijk geloof waar is, of Jezus navolgenswaardig, maar om aan te tonen dat heel wat kritische vragen aan het geloof christenen minder in de problemen brengen dan wel wordt gedacht.

De vragen gaan over de betrouwbaarheid en de boodschap van de Bijbel, over de evolutietheorie, over Gods eigenschappen (‘Hoe kan een alwetende God teleurgesteld zijn in mensen?’), over de moraal van christenen en over allerhande ‘godsbewijzen’. Soms geeft Strengholt toe dat hij het antwoord toch niet weet. Zoals over de vijgenboom die op bevel van Jezus verdort. Soms is zijn toon spottend, ironisch, af en toe bijna bijtend, hilarisch ook, maar meestal open en oprecht. Strengholt aarzelt ook niet om zijn eigen verwonderde vroomheid te laten zien. Zoals in zijn passage over Gods liefde (‘Hoe kun je van Iemand houden die je nooit hebt gezien?’). Daar wordt zijn schrijftoon ingehouden, stil bijna.

Zouden alle christenen het precies zo zeggen en zien als Strengholt? Vast niet. Maar zijn zelfbewuste (of is het ‘Christus-bewuste’) houding en zijn soms verrassende doorkijkjes zorgen voor een reeks leerzame antwoorden. Waar je soms ook hard om kan lachen. ■


Als Adam en Eva alleen drie zonen hadden, waar komen wij dan vandaan?
Wie zegt dat Adam en Eva alleen drie zonen hadden? Sommige christenen beweren dat er blijkbaar ook sprake was van zussen. Maar de gedachte dat die zonen baby’s verwekten bij niet genoemde zussen, vind ik beslist onprettig en het staat ook haaks op alle wetten tegen incest in het Oude Testament, Ondanks dat zijn er christenen die dit als optie aanhangen om dit probleem op te lossen. Evolutionisten kunnen trouwens moeilijk het morele vingertje opheffen in dit geval, want wie uitgaat van een zich langzaam ontwikkelende mensheid kan zich, lijkt me, nauwelijks bekommeren om de moraal van de eerste mensachtigen. Alsof de zich zo ontwikkelende mensheid regels had tegen incest.
Alternatief: er waren naast Adam en Eva in den beginne meer families geschapen. In dat geval deelden die in de zondeval door Adam en Eva, net als de hele schepping. En ze zondigden dan ongetwijfeld op soortgelijke wijze als Adam en Eva. Maar ach, dit is zo speculatief. We weten het gewoon niet. Ook evolutionisten hebben nauwelijks een idee over de eerste mensachtigen en hoe zich daaruit de mensheid ontwikkelde.

Kleine catechismus voor freethinkers. Prikkelende vragen aan het christelijk geloof.
Jos Strengholt. Uitg. Medema, Heerenveen 2013. 185 blz. € 14,95

zondag 19 mei 2013

De randloze kerk

Interessante discussie speelt zich af over de vraag of de kerk wel 'randen' moet hebben.  Mooi, geen randen, en je kan de hele wereld je parochie noemen!  Dat heeft natuurlijk wel wat, zeker als het binnen je kerkmuren niet zo lekker gaat.

Ik heb ook behoefte aan een randloze kerk, in zoverre dit ervoor zorgt dat meer buitenstaanders zich bij ons thuisvoelen en binnenkomen.  Maar moet ik zelfs het begrip binnen en buiten dan maar loslaten?

Er is duidelijk spraakverwarring over het begrip kerk.  De vraag is of je theologisch of sociologisch naar de kerk kijkt.  Theologie moet m.i. vooraf gaan aan de sociologie, en het nieuwe testament is bomvol theologie over de kerk.  Daarover is toch niet zoveel spraakverwarring mogelijk? 

Maar ook theologisch kan je op verschillende manieren naar de kerk kijken - om maar wat termen uit de leer over de drie-eenheid te lenen, je hebt een ontologie van de kerk, en een economie van de kerk.

Ontologisch is de kerk het lichaam van Christus - en daar hoor je alleen bij door geloof.  Economisch kan je over de kerk spreken in termen van hoe de bijbel spreekt over de organisatievorm - en die is wel degelijk aanwezig in de bijbel.  Dit moeten denk ik de contouren zijn waaraan we onwrikbaar vasthouden.       

Als we deze contouren scherp in het oog houden, hebben we nog steeds veel bewegingsruimte om kerk sociologisch te organiseren op een manier die bij onze tijd past.  Kijk naar hoe de Anglicaanse kerk in England kan spelen met nieuwe vormen.  Als de theologische structuur helder is, krijg je speelruimte.  Als je vooral op de sociologie gericht bent, maak je brokken denk ik.

En laat hierbij vaststaan: de kerk is niet een knikkerzak van passanten... Het is, om de term van Paulus te  gebruiken, onze 'moeder'.  En aan de keukentafel van 'moeder' is veel ruimte voor kinderen uit de buurt.  Maar dat wil niet zeggen dat er geen bewoners en bezoekers van het huis van de kerk zijn.  Je bent pas een bewoner van het huis van de kerk, een gezinslid, als je het geloof van het gezin deelt.

Natuurlijk kunnen wij niet altijd scherp zien wie de kinderen en wie de bezoekers zijn; wie kan in het hart van een ander kijken?  Maar het is ook echt niet nodig om daarom maar agnostisch te zijn over wat de kerk is en wie erbij hoort. 

In mijn kerk in Egypte hebben we vastgesteld dat een ieder die drie maanden lang regelmatig in de eredienst komt, voor het gemak maar als lid wordt beschouwd. Daarvoor hoeft iemand geen cardholding Anglicaan te worden. Zulke mensen mogen lid zijn van onze kerkenraad.

De grenzen van onze kerk zijn dus wat vaag.  Maar dat is sociologie, geen theologie.  Methodiek, geen ontologie.  Het zijn onze welkomende armen, de open armen van de Vader.  Maar wie daar slechts naar kijkt en niet meedoet in geloof, blijft nog steeds buiten de kerk, ook als hij elke week op de voorste kerkbank zit.

zaterdag 18 mei 2013

Paleo-orthodoxie en de tabernakel in de liturgie

In zijn boek The Spirit of the Liturgy wijdt de voormalige paus, Joseph Ratzinger, een hoofdstuk aan de manier waarop in de Roomse liturgie het sacrament van de eucharistie wordt bewaard in een ‘tabernakel’ op het hoogaltaar in de kerk. Op de foto is de tabernakel het centrale 'huisje' met het groene gordijn ervoor.

Dit hoofdstuk komt me over als een fremdkörper in dit boek van Ratzinger. Ik leg uit waarom, aan de hand van wat ‘principes’ van paleo-orthodoxie.

Ten eerste, Ratzinger’s openingszin luidt: ‘De kerk van het eerste millennium wist niets van [onze Roomse] tabernakels.’ Welaan, dan kan het toch niet van enorm belang zijn, is mijn conclusie direct. Maar Ratzinger legt uit waarom ik me vergis.

De tabernakel is het voorwerp op het altaar waarin de geconsecreerde hosties worden gewaard. Die worden beschouwd als de ‘aanwezigheid van de levende Heer’. Het gebruik van die tabernakel ‘is de vrucht van gepassioneerde theologische strijd’ aan het begin van het tweede millennium. Ratzinger bespreekt vervolgens kort het belang van de transsubstantiatie, waar ik nu niet op inga. Ratzinger doet dat ook niet, maar hij beklemtoond wel dat het Nieuwe Testament (Paulus, Johannes 6, etc) geloofden dat brood en wijn het Lichaam en Bloed van Christus worden die zichzelf aan ons te eten geeft.

Het eucharistische lichaam van de Heer wordt aan ons gegeven zodat wij als gelovigen samen zijn ware lichaam worden. Maar de gave van de eucharistie kan dit alleen doen omdat brood en wijn zijn ware lichaam en bloed worden, argumenteert Ratzinger. Dit vind ik een waardevolle gedachte. Maar hiervoor heb ik niet de ingewikkelde constructie van transsubstantiatie nodig.

Ja, als ik de eucharistie vier is het werkelijk Christus die zich in brood en wijn aan ons aanbiedt. Maar in onze Anglicaanse liturgie bidden we dat dit brood en deze wijn ‘voor ons’ het lichaam en bloed van Christus zijn, en we worden gedrongen het aan te nemen in geloof en met dankzegging. Het wonder speelt zich niet af in de elementen van brood en wijn, maar in onze relatie met Christus. Hij gebruikt in die relatie brood en wijn om zich aan ons bestaan op te dringen: het is zijn lichaam dat we eten en zijn bloed dat we drinken. Maar dat is alleen zo voor wie Christus, in de gedaante van brood en wijn, in geloof en met dankzegging (eucharistie) aanvaardt.

Ratzinger is het hiermee niet eens natuurlijk. Hij zegt: "De vroege kerk was zich al goed bewust dat het brood, zodra het was veranderd, veranderd bleef. Daarom [brachten ze het rond naar] de zieken, en dat is waarom ze het met zoveel eerbied behandelden, zoals de oosterse kerk nog steeds doet."

Inderdaad, ook in Egypte gaan we uiterst zorgvuldig met brood en wijn om. Maar de oosterse kerk had daar nooit een leer van transsubstantiatie voor nodig. En ook als Anglicanen kunnen we het brood bij zieken brengen, maar dat is omdat ze daardoor de eenheid met de gelovigen en de gemeenschap met de Heer beleven als ze niet zelf naar de kerk kunnen komen.

Na afloop van de viering drink ik meestal de beker leeg, en het brood delen we uit onder de kerkgangers zodat we het samen opeten. Uit eerbied – we bewaren het niet. Dat zou ook lastig zijn met het brood dat we gebruiken - dat is in een paar uur oud.

In onze Anglikaanse kerk hebben we dus geen tabernakel op het altaar of elders – we drinken alle wijn en eten alle brood. Dat is praktisch, maar we zouden ook als we hosties gebruiken dat toch niet behandelen, na afloop van de eredienst, alsof we met Jezus zelf te maken hebben. Deze objectivering van brood en wijn als Lichaam en Bloed gaat me te ver. Jezus komt in de eredienst tot ons als brood en wijn voor wie dat brood en die wijn, ja de Heer Jezus zelf, in geloof ontvangt. Meer moeten we hierover denk ik niet zeggen.

Ik geloof in de echte aanwezigheid van onze Heer in brood en wijn. Hoe zou ik kunnen geloven in de afwezigheid van Hem, of in de onechte aanwezigheid. Maar die echte aanwezigheid hoef ik niet in theologische finesses uit te spellen.

Wel verzet ik me van harte tegen het idee dat brood en wijn slechts symbolen zijn. Door het gebed van de predikant, voorganger, priester, krijgen brood en wijn een ander karakter voor wie het in geloof ontvangt. Christus is werkelijk aanwezig als we eten en drinken. Hij geeft zich aan ons. Het offer dat hij eenmaal bracht wordt geactualiseerd voor onze ogen en Hem nemen we tot ons als we brood en wijn nuttigen.

Brood eten en wijn drinken is eredienst. Het is Christus die tot iedere individu komt zodat we als individuen een zijn met Hem en met elkaar, zegt Ratzinger. Dat zijn mooie woorden. Hij verbindt deze communion met de noodzaak van adoration. Het is de aanbidding van het Lam – in geloof en met dankzegging – die de eucharistie zijn waarde geeft. Dat is het hoogtepunt van de gemeenschap met Christus.

Voor Ratzinger betekent dit dat je als gelovige in aanbidding naar de hostie in de tabernakel kan opzien. Daarom moet het dus in de liturgie een voorname rol spelen.

Vanuit mijn paleo-orthodoxe benadering concludeer ik ten eerste dat iets dat in de eerste 1000 jaar van de kerk niet bestond, toch nooit zo van enorm belang kan zijn in de liturgie van de kerk. Ik heb er geen boodschap aan, temeer daar de argumenten voor de tabernakel sterk samenhangen met transsubstantiatie waar in de oude kerk ook niet over werd gesproken.

Tegelijk, de leer van transsubstantiatie spreekt de leer en het gebruik in de oude kerk ook niet tegen. Daarom zal ik er in mijn omgang met mijn katholieke geloofsbroeders nooit een breekpunt van maken. De oude kerk geloofde van harte dat brood en wijn het echte lichaam van Christus werden, en dat geloof delen we.

Om buiten de eredienst om dat brood en wijn als Jezus te behandelen, gaat me wel te ver. Ik aanbid Hem, niet het brood en de wijn die Hij gebruikt om tot me te komen. Net zomin als ik het doopwater aanbid omdat Hij het water gebruikt om ons te behouden.

Overigens.... er zijn Anglikaanse kerken die wel zo'n tabernakel hebben - als ze in de Anglo-Katholieke traditie staan.  Ik vraag me vaak af waarom zulke Anglikanen zich niet gewoon bij de kerk van Rome aansluiten.  Nou ja, voor hun priesters is dat vervelend - ze raken er hun bij de Anglikaanse instanties opgebouwde pensioen mee kwijt.

zondag 12 mei 2013

Hebben de Joden Jezus vermoord?

Vrijdag preekte ik naar aanleiding van Handelingen 5, over de vraag of de Joden Jezus hebben vermoord. En wat daarom de conseqenties zijn.  Hier die preek als pdf.  Het blijft boeien, nietwaar?

maandag 6 mei 2013

Het altaar en de richting van het liturgisch gebed

De vroege kerk plaatste een altaar in de heilige ruimte voor de viering van de Eucharistie, aan de oostkant van de ruimte. In het midden stond de preekstoel voor de bisschop. Maar meer was nodig voor de christelijke eredienst. Waar moest worden gedoopt? Waar konden mensen biechten? Hoe ga je om met beelden en iconen? En met de kerkelijke muziek?

Met al deze zaken stond de vraag centraal hoe dit in harmonie kon worden gebracht met de essentie van de liturgie. Of leidde het daar juist van af?

In alle verscheidenheid van de eerste eeuwen, bleef vaststaan dat het oosten de gebedsrichting is, als fundamentele uitdrukking van de christelijke visie op kosmos en geschiedenis en dat het christelijke geloof geworteld is in de eenmalige evenementen van de geschiedenis van de verlossing en van ons verlangen de Heer tegemoet te gaan bij zijn wederkomst.

De moderne mens heeft weinig op met deze 'orientatie' (letterlijk: focus op het oosten, op de Orient). Het Jodendom en de Islam snappen dat je bidt in de richting van waar God zich openbaart, maar de westerse, abstracte manier van denken maakt dat lastiger.

God is geestelijk, hij is overal. Betekent dit niet dat God overal is en dat we overal kunnen bidden? Ja natuurlijk. Maar onze kennis van Gods universaliteit is de vrucht van openbaring. God heeft zichzelf bekend gemaakt aan ons. Alleen daarom kunnen we hem kennen en overal tot hem bidden. En tot die God die zich in een lichaam, als Jezus Christus, aan ons onthulde, keren we ons. Het kosmische symbool van de opkomende zon geeft uitdrukking aan de universaliteit van God en tegelijk aan de concreetheid van de Godsopenbaring.

En het altaar? In welke richting moeten we bidden tijdens de Eucharistische liturgie? Joseph Ratzinger houdt een sterk pleidooi om als gemeente en priesters samen in de richting van het oosten te bidden, met een altaar aan de oostkant. En de priester moet dus de Eucharistie ook vieren met een orientatie op het oosten.

De liturgie is niet in de eerste plaats een gemeenschappelijke maaltijd, argumenteert hij. En zelfs al zou het dat zijn, in de oudheid at men niet in een circel maar met lag aan de buitenkant van een hoefijzervormig stel tafels.

De eucharistie is niet een maaltijd - ook al werd het ingesteld tijdens een maaltijd. De instelling van de eucharistie hangt samen met het Woord en het Kruis - met synagoge en tempel, met kosmos en geschiedenis. Het is veel meer dan samen eten.

In de oudheid stond vast dat de priester net als alle mensen, naar het oosten moest bidden. Dus ook het eucharistisch gebed. Dat betekent niet dat hij 'naar de muur bidt' of dat hij 'met zijn rug naar de mensen staat'. Hij neemt simpelweg deel aan hetzelfde gebed. En staat dus veel minder centraal in de eredienst dan als hij naar de mensen jkijkt en als het ware steeds met hen in dialoog is.

Als de priester met het kerkvolk in de richting van het oosten bidt, kijkt men samen naar de komst van de Heer, er spreekt verwachting uit. Als de priester naar de gemeente staat, wordt een gesloten circel gevormd. In zijn uiterlijke vorm lijkt het niet open voor wat buiten en boven haar ligt, aldus Ratzinger in The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000) p. 80.

De liturgie van het Woord is een dialoog tussen priester en het volk. Dat geld ook voor de Psalmlezing: de luisteraar verinnerlijkt wat hij/zij hoort en transformeert dat in gebed.

Maar als er wordt gebeden, doet iedereen dat richting oosten. Naar de priester kijken is niet van belang. Het gaat om samen naar de Heer kijken. Het is geen dialoog als in de liturgie van het woord, maar het is 'common worship'.

Als door de vorm van de kerkbouw een samen naar het oosten kijken niet gaat, dan kan met samen naar het kruis op het altaar kijken - als het hart van waaraan we denken als we ons op het oosten richten. Het moet dan midden op het altaar staan, als het hart van de zaak.

De Heer is ons aandachtspunt. Hij is de opgaande zon van de geschiedenis.

zaterdag 4 mei 2013

Heilige Ruimte - het belang van het kerkgebouw

Sommige mensen zien een kerkgebouw, of een aula van de school, bovenal als de ruimte die nodig is om de liturgie te vieren. Dat op zich is daarmee al heel anders dan veel religies die het heilige gebouw zien als de woonplaats van de goden.

Ruimtes waar christenen samenkwamen werden al snel domus ecclesiae, het huis van de kerk, het huis van de vergadering van Gods volk, genoemd. Dat werd al snel verkort tot kerk.

Het christelijke 'huis van de kerk' ontwikkelde zich in volstrekte continuiteit met de Joodse synagoge.

De synagoge was georienteerd op de aanwezigheid van God, en dat was onlosmakelijk verbonden met de tempel. De synagoge had daarom twee foci. De eerste was de zetel van Mozes. De rabbi die daarop zat keek niet naar het volk maar was met het volk gericht op de ark van het verbond, de plaats waar de Torah wordt gewaard. Dit vertegenwoordigt de verloren Ark. Die was tijdens de ballingschap verloren gegaan dus het Heilige der Heiligen was leeg in de nieuwe tempel.

De Ark van het Verbond in de synagoge verbeeldt de aanwezigheid van God. Door zijn Wet zit Hij op de troon in Israel. Hier is zijn ' echte aanwezigheid'. Hierdoor bleef ook in de synagoge de tempel de echte aandacht krijgen.

De orientatie van de liturgie van het woord in de synagoge bleef dus op de tempel met zijn offerdienst. En het lezen van de Wet en de gebeden werden voor Israel een redelijke eredienst, de offerdienst van het Woord.

De synagoge kwam niet bijeen in een gebouw van een specifieke architectuur. Het typisch Griekse gebouw voor publieke bijeenkomsten werd gebruikt, de basilika met zijn zuilengalerijen.

In het Semitische christendom hield de kerk deze bouwstijl lang vast, vooral onder de Monofysieten en de Nestorianen die in de vijfde eeuw geisoleerd raakten van ontwikkelingen in het Romeinse/Byzantijnse rijk.

Het christelijk geloof zorgde voor vier innovaties in de vorm van de synagoge. Die gaven het christendom zijn eigen profiel.

Ten eerste, de viering van de eredienst is niet langer op Jeruzalem gericht, want daar is geen tempel waar Gods aardse aanwezigheid is gecentreerd. Christenen bidden richting oosten, waar de zon opgaat. DIt is geen verering van de zon uiteraard, maar een erkenning dat de kosmos van Christus spreekt. HIj is de plaats van Gods aanwezigheid. In de vleeswording is de menselijke natuur de troon van God geworden; Hij heeft zich voor altijd verbonden aan de aarde en is beschikbaar voor onze gebeden. Christus is de 'opgang uit de hoogte'.

Deze gebedsorientatie dateert van de vroegste christelijke tijd en werd altijd als belangrijk onderdeel van de liturgie en van persoonlijk gebed gezien. Het richt zich op Christus die mens werd, die onze wereld binnenkwam. En het ziet uit naar zijn wederkomst.

Een tweede verandering is dat aan de oostkant van de kerk een tafel staat waarop de eucharistie wordt gevierd. We zagen, die eucharistie is een binnengaan in de liturgie van de hemel. Door daaraan deel te nemen, nemen we deel aan het eeuwige offer dat Christus bracht. Het altaar betekent het binnenkomen in de gemeenschap van Hem die als de zon uit het oosten komt en het uitgaan van de gemeenschap uit deze wereld door het voorhangsel dat gescheurd is.

Het altaar is dus op het oosten gericht en is daar onderdeel van.

Het derde verschil is dat waar in de synagoge de Thora centraal stond als verwijzing naar God en de tempel, de kerk daarvoor het Evangelie heeft. Alleen het Evangelie opent de Thora voor ons.

De troon van Mozes ontwikkelde zich spontaan tot de troon van de bisschop, die het Woord van God aan het volk doorgaf. Als die klaar was met zijn preek, die vaak van een plaats in het midden van de zaal werd gehouden omdat toen microfoons ontbraken, klonken de woorden: 'keert u tot de Heer', wat heel concreet betekende: volg de bisschop in de richting van het altaar, kijk naar het oosten.

De kerk had dus twee centra: die rond de preekstoel, en die rond het altaar. Iedeen draaide zich met degene die de eucharistie vierde, naar het oosten.

Een ander opvallend verschil met de synagoge was, dat in de kerk de vrouwen die in de synagoge in een galerij verborgen bleven, in de kerk mochten komen om aan de eredienst mee te doen. De synagoge was voor mannen. De publieke Liturgie van het Woord en de Eucharistie werd niet aan vrouwen gegeven, maar ze kregen met de mannen een gelijke plaats rond de preekstoel en het altaar.

Nav Joseph Cardinal Ratzinger, The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000) pp. 62-73.

vrijdag 3 mei 2013

Steun Wycliffe

Een jaar of twee geleden schreef ik regelmatig over de problemen met creatieve bijbelvertalingen door SIL-Wycliffe. Die organisatie vroeg aan de World Evangelical Alliance (WEA) om met een oordeel te komen over de zaak. Het ging over de vraag of SIL het recht heeft om bijbelvertalingen het licht te doen zien waarin termen als Vader en Zoon worden 'wegvertaald' om het de lezers prettiger te maken.

WEA heeft klip en klaar laten weten dat SIL dit niet mag doen, en dat het de meest gangbare woorden voor Vader en Zoon moet gebruiken: het moet familiale termen gebruiken. SIL-Wycliffe heeft gezegd dat het dit zal implementeren. Als dit zo is, dat is de organisatie wat mij betreft alle steun waard.

Voor SIL moet dit een aardschok zijn in het Midden Oosten. Ik weet van lui die met SIL-Wycliffe naar het Midden Oosten wilden om aan bijbelvertalingen te werken, maar die niet werden toegelaten omdat ze niet wilden meedoen aan die rare bijbelvertalingen van SIL. Dus moet de organisatie in het Midden Oosten de bakens enorm verzetten. En zijn excuses maken aan heel wat mensen. Om te beginnen aan de sponsors en bidders die zich bedrogen voelden. En ook aan hun critici over deze Vader-Zoon kwestie, want die zijn door SIL belachelijk gemaakt, alsof de experts van SIL ons wel eens even zouden vertellen hoe je moet vertalen. Ze hebben dus ongelijk.

Kijk uit voor de experts, vrienden, en geef nooit op je gezonde verstand en je christelijke intuitie te gebruiken.

woensdag 1 mei 2013

Tijd en ruimte in de eredienst

Er zijn wel mensen die denken dat eredienst niet meer nodig is na Christus. Gaat het er niet om dat we God en alle mensen liefhebben? Is dat niet het offer dat we aan God brengen? inderdaad is dat een cruciale kwestie in ons eerbetuigen aan God, maar als we niet verder komen dan dat, ontbreekt ons iets. ik probeer kort een hoofdstuk uit het boek The Spirit of the Liturgy van Joseph Ratzinger samen te vatten. Ik geloof dat ik veel totaal niet snap. Maar als ik alleen lees en overweeg wat ik wel snap, word ik niks wijzer, dus ik doe mijn best.

We leven in een 'tussentijd'. In het Nieuwe Jeruzalem is geen tempel meer nodig, omdat God en het Lam daar zelf de tempel zijn. Maar die stad is nog niet neergedaald. We leven als kerk van het Nieuwe Testamen niet langer in een tijd van schaduwen, zoals de eredienst van het Oude Testament wordt genoemd. Maaar de tijd van de werkelijkheid, van Christus, breekt pas aan bij zijn wederkomst.

Christus is de werkelijkheid. Zijn dood en opstanding geven aan de liturgische eredienst het fundament. Dat zijn historische gebeurtenissen die eens en voor al plaatsvonden. De liturgie maakt die historische gebeurtenissen actueel voor ons. Dat is mogelijk omdat de uitwendige gebeurtenis van het gekruisigd worden vergezeld ging van de inwendige daad van zichzelf geven.

Die innerlijke daad is een daad van de Zoon van God. Het eeuwige 'ja' van de Zoon van God nam de gehoorzame daad van de mens Jezus in zich op. Die inwendige actie van de Zoon van God overstijgt de tijd. 'Dit is mijn lichaam, gegeven voor u' is niet maar een eenmalige daad van Jezus, maar is eeuwig deel van God. Deelname aan de eucharistie waarin we het offer van het lichaam van Christus vieren, maakt ons op dat moment deelgenoot van het offer dat Hij eenmaal bracht. We worden in de eredienst tijdgenoot, deelgenoot, van Jezus die zijn offer bracht. in de eucharistie worden we opgenomen en tijdgenoot gemaakt van het Offer van Christus, in hoe Hij overging van de tabernakel van de tijdelijkheid naar de aanwezigheid en het zien van God.

Als de essentie van het verleden niet slechts iets van vroeger is maar de kracht van wat in het heden gebeurt, dan is de toekomst ook aanwezig in wat plaatsvindt in de liturgie. De liturgie is in essentie een anticiperen op wat komen gaat,

De liturgie gaat niet over het offeren van dieren, over iets dat wezenlijk buiten mij staat. De liturgie is gebaseerd op het lijden van een man die met zijn 'ik' het mysterie van de levende God raakt, door de man die zijn Zoon is.

Jezus is de brug tussen ons en God. En de uitdaging nu is om te worden opgenomen in zijn er-zijn voor de mensheid, om ons te laten omhelzen door zijn geopende armen die ons tot hem trekken. Hij heiligt ons met de heiligheid die niemand ooit zou kunnen hebben. We worden opgenomen in het proces waarin de wereld naar de volheid beweegt van God die alles in allen wordt.

het gordijn van de tempel is gescheurd. De hemel is geopend door de eenheid van de mens Jezus, en dus van hele menselijke bestaan, met de levende God. Maar deze nieuwe openheid wordt alleen door de tekenen der verlossing bemiddeld. We hebben bemiddeling nodig. We hebben nog steeds bemiddelende symbolen nodig, omdat we door die symbolen de openheid van de hemel leren zien. We hebben ze nodig omdat ze ons in staat stellen het mysterie te zien van God in het doorboorde hart van de gekruisigde.

Christelijk liturgie gaat niet over plaatsvervanging, maar het is het komen van de verlosser die ons vertegenwoordigt. We nemen deel aan de hemelse liturgie maar deze deelname wordt gemedieerd door de aardse tekenen; de verlosser liet ons die zien als de plaats waar zijn werkelijkheid kan worden gevonden.

De liturgie is het middel waardoor aardse tijd in de tijd van Jezus Christus wordt gevoegd, en we treden daarom binnen in diens nu. De herder neemt de verloren schapen op zijjn schouders en draagt ze naar huis.