zondag 30 november 2008

Mickey Mouse ter dood veroordeeld

Onder moslims in de arabische wereld wordt de laatste maanden stevig discussie gevoerd over de vraag of Mickey Mouse nu wel of niet moet worden vermoord. De bekende Saoedische schrijver en TV-persoonlijkheid sjeik Mohammed al-Moenajid verklaarde in augustus van dit jaar dat muizen de soldaten van satan zijn, en dat ‘volgens islamitisch recht, Mickey Mouse, waar hij ook wordt gevonden, moet worden gedood’.

De kwestie van Mickey Mouse wekte in de Arabische wereld zo op de lachspieren van de meeste moslims, dat sjeik al-Moenajid beweerde dat zijn woorden uit hun verband waren gerukt en dat ze door kwaadwillende zionisten waren verdraaid. Hij verklaarde hij dat hij nooit een fatwa had uitgevaardigd voor de moord op Mickey Mouse. Maar helaas voor hem, hij had het echt op TV gezegd, en diverse organisaties hebben zijn woorden via het internet en via TV verspreid.

Heel wat islam-geleerden zijn al-Moenajid te hulp gekomen. In een interview met het Saoedische dagblad al-Jazirah, zei Yousuf bin 'Abdallah Al-Ahmad, een professor in Islamitisch recht aan de Al-Imam Muhammad Ibn Saud Universiteit, dat hij kwaad is op de ‘hypocriete moslims’ die met het westen meedoen aan het verdraaien van de woorden van islamitische geestelijken met als doel die belachelijk te maken. Hij zou wel eens gelijk kunnen hebben; onder liberale moslims bestaat veel afkeer tegen de traditionele geestelijke gezaghebbers.

De vraag is natuurlijk of al-Moenajid zichzelf niet belachelijk heeft gemaakt. Sami Al-Behiri, een Egyptische schrijver, vroeg zich op e-magazine Elaph af: ‘Heeft sjeik al-Moenajod niet de moeite genomen zich af te vragen waarom Allah muizen schiep als die zo slecht zijn en moeten worden gedood? En zelfs als dat zo is, wat hebben denkbeeldige cartoonmuizen daarmee te maken?’

Al-Behiri is bovenal onstemd over de stroom van fatwas over allerhande onderwerpen. ‘De vloed aan fatwas die ons de afgelopen jaren heeft aangevallen, is een stormloop tegen het leven en tegen alles wat goed is en wat ons leven vreugde geeft. De dwingende conclusie van deze zelfhaat is dat we maar beter een band met explosieven om ons middel kunnen binden, om verlost te worden van onze droevige levens.’

De Egyptische moefti, Ali Gumaa, riep naar aanleiding van deze affaire op, om nu eens te stoppen met het uitvaardigen van dit soort bizarre fatwas. Hij wil een formele organisatie opzetten die de juistheid van fatwas moet vaststellen. Gaat de soennitische Islam daarmee in de richting van het instellen van een magisterium zoals het Vatikaan dat kent?

Er moet ook wel wat gebeuren; in de Arabische media wordt breed besproken hoe mensen als al-Moenajid met hun fatwas de Islam wel erg beroerd doen overkomen. ‘De Islam is niet langer gericht op het hart en de ziel, maar houdt zich bezig met de vraag hoe je fatwas moet schrijven over Mickey Mouse en hoe je Mickey wettig kan vermoorden’, merkt de Syrische dichter Adonis schamper op.

Dit artikel stond op 20 december 2008 in het Nederlands Dagblad
(c) Jos M Strengholt

Troost troost mijn volk

De Heer God biedt ons troost en hoop; Hij wil ons vreugde geven.
Hij vult met vreed’ en blijdschap, de dagen van ons leven.
Het licht wint van de duisternis; Hijzelf staat daarvoor pal.
Want Hij belooft dat Hij aan ons nieuw leven geven zal.

In de woestijn is Hij er bij; Hij weet hoe droog ‘t daar is.
Hij kent de honger en de dorst; ervaart uw droefenis.
Teneergedrukt of in de put; Hij steunt ons elk moment.
Denk nooit dat van uw smarten, Hij niet de diepte kent

Onz’ zonden heeft hij uitgedelgd; vergaf ze door het kruis.
Wie Hem gelooft kent veiligheid: hij hoort bij God nu thuis.
De grootste schat die Hij ons geeft, wat ons het beste schraagt
Is dat Hij heel dicht bij ons is, als Vader die ons draagt.

Zijn Zoon leidt als een herder ons, ook in het zwaarste uur
Hij gaat ons voor door de woestijn als een kolom van vuur.
En Zijn aanwezigheid in ons bestaan geeft ons de zekerheid
Dat Hij ons krachtig en vol liefd’, naar ‘t land van vrede leidt.

Zijn Heil'ge Geest woont in ons hart; Hij is dus zeer nabij;
O mens in nood, ziehier uw God, Hij staat dicht aan uw zij.
Drie-enig God, Vader, Zoon, en Geest, Hij geeft ons brood en wijn;
Als voorproefje van d’eeuwigheid, waar wij geborgen zijn.


Saffron Walden, 29 november 2008, bij Jesaja 40 en Markus 1
(c) Jos M. Strengholt

dinsdag 25 november 2008

Egyptische christenen gearresteerd na onlusten

De Egyptische politie heeft 50 Koptische christenen in Tayibba gearresteerd nadat er onlusten waren uitgebroken tussen moslims en christenen. De aanleiding voor de onlusten was een morele overtreding tijdens een islamitische uitvaart.

Het optreden van de politie heeft tot verontwaardiging geleid onder de christelijke gemeenschap, aangezien niet de moslims maar de christenen het slachtoffer zijn van het geweld: hun winkels worden geplunderd en hun huizen worden bekogeld.

De onlusten begonnen na een islamitische uitvaart op 4 november. De uitvaartstoet passeerde een christelijke jongen van 14 die tijdens het voorbijgaan op zijn ezel bleef zitten. Volgens de islamitische beleefdheidsnormen moet iedereen die langs een begrafenisstoet komt, respect betuigen door af te stijgen.

Na de uitvaart keerden de moslims zich tegen de christelijke gemeenschap en begon het geweld. De politie ondernam pas enkele dagen later actie door christenen te arresteren ‘om de vrede te herstellen’.

Leiders van de christelijke gemeenschap verklaren dat de christelijke jongen, die de aanleiding was voor de onlusten, niet op de hoogte was van de beleefdheidsnormen.

donderdag 20 november 2008

Jos even in Nederland

Even ter info, ik vlieg vannacht naar Nederland - en ben daar tot vrijdag 28 november. Daarna ben ik nog een paar dagen in en om Londen. Ik ben bereikbaar via mijn mobiele nummer 06-42161872.

zaterdag 8 november 2008

Papias - leerling van leerlingen van de apostelen

Papias was bisschop in Phrygia. Geboren rond 70-75 na Chr, en waarschijnlijk in 163 na Chr. overleden. Veel weten we niet van hem. Wat algemene informatie kan HIER en HIER worden gevonden. Hij heeft in het Grieks vijf boeken geschreven, rond 140 na Chr, getiteld Uitleg van de Woorden van de Heer. Volgens Irenaeus heeft hij naar Johannes de apostel geluisterd en wat hij een metgezel van Polycarpus. Eusebius zegt dat het niet om Johannes de apostel ging, maar Johannes de priester, die een leerling van Johannes de apostel was, en hij zegt dat Papias nooit de apostelen heeft gekend.

Papias heeft naar het lijkt de woorden en daden van Jezus opgetekend uit de mond van de generatie die de apostelen gekend heeft. Van die vijf boeken is niets over behalve enkele fragmenten bij Irenaeus en Eusebius. Er zijn nog wat fragmenten bij latere schrijvers, maar die zijn dubieus qua historiciteit. HIER het geheel van de fragmenten.

Eusebius (Kerkgeschiedenis, iii.39) citeert Papias:
Ik ben niet onwillig om op te schrijven, vergezeld van mijn interpretaties, elke instructie die ik met zorg te eniger tijd heb ontvangen van de presbyters, en die ik met zorg in mijn geheugen heb bewaard, zodat je daardoor overtuigd kan zijn van hun waarachtigheid. Want ik schiep geen behagen, in tegenstelling tot de meesten, in degenen die veel spraken, maar in degenen die de waarheid vertelden; noch in hen die vreemde geboden verkondigen maar in hen die de de geboden overdroegen die waren gegeven voor de Heer tot geloof, en die voortkwamen uit de waarheid zelf. Als dus ook maar iemand kwam die naar de presbyters had geluisterd, vroeg ik nauwgezet naar hun uitspraken – wat Andreas of Petrus had gezegd, of wat was gezegd door Philippus, of door Thomas, of door Jakobus, of Johannes, of Mattheus, of bij elk van de andere discipelen van de Heer; wat voor zaken Aristion en de presbyter Johannes, de discipelen van de Heer, zeggen. Want ik stelde me voor dat wat ik uit boeken kon leren niet zo nuttig voor me was, als wat ik ontving van de levende en blijvende stem.
In datzelfde gedeelte zegt Eusebius ook:
Papias […] bevestigt dat hij de uitspraken van de apostelen heeft ontvangen van degenen die hen vergezelden, en hij bevestigt dat hij persoonlijk Aristion en de presbyter Johannes heeft gehoord. [ed: die Johannes zou door de apostel Johannes zijn aangesteld.] Vervolgens noemt hij hen vaak bij name, en in zijn geschriften geeft hij hun tradities.
Opvallend, hoe belangrijk de nauwkeurige overdracht van de feiten wordt gevonden. Er circuleerden al veel boekjes van de apostelen zelf, er waren al heel wat brieven van degenen die metgezellen van de apostelen waren, maar de generatie daarna maakte zich even bezorgd over de nauwkeurige overdracht van de woorden en daden van Jezus. Me dunkt dat we op z’n minst kunnen constateren dat er sprake was van grote continuiteit.

Een paar andere interessante gegevens die we aan Papias te danken hebben, geciteerd door Eusebius: [Eusebius, iii.39]

1) De apostel Philippus woonde met zijn dochters in Hierapolis. Papias heeft die dochters gesproken, die hem over twee wonderen vertelden. De eerst was van een man die uit de dood opstond, en het tweede was van ene Justus Barsabas die dodelijk gif dronk maar geen enkele schade ondervond.

2) Over het Markus-evangelie weten we dit:
[Papias zei daarover het volgende:] En de presbyter [Aristion? Johannes?] zei dit. Markus was de tolk van Petrus geworden., en schreef nauwkeurig op wat hij zich herinnerde. Dat was echter niet in de exacte volgorde van de woorden of daden van Christus. Want hij had de Heer noch gehoord noch begeleid. Maar daarna, zoals ik zei, begeleidde hij Petrus, die zijn instructies aanpaste aan de noodzaak van de toehoorders, maar zonder de bedoeling om een geregeld verhaal van de woorden van de Heer te geven. Markus maakt dus geen vergissing door zo te schrijven als hj het zich herinnerde. Hij zorgde er speciaal voor dat hij niets wegliet dat hij had gehoord, en ook dat hij niet onwaars aan de uitspraken toevoegde.
3) Over het Mattheus-evangelie zegt Papias:
Mattheus verzamelde de uitspraken van de Heer in de Hebreeuwse taal, en een ieder legde die zo nauwkeurig mogelijk uit.
Overigens, Eusebius zegt dat Papias 'een man van een kleine verstandelijke capaciteit' was. Het lijkt erop dat Eusebius zich vooral verzette tegen een chiliatische visie die via Papias en Ireneaus in de kerk werd verspreid, vooral in het oosten van het Romeinse rijk. In hoeverre Papias inderdaad chiliastische ideeen had, is onduidelijk; in ieder geval zegt Eusebius:
Onder meer zegt [Papias] dat er een millennium zal komen na de opstanding der doden, wanneer het persoonlijke bestuur van Christus zal worden gevestigd op aarde.[Eusebius, iii.39]
Eusebius schaart deze traditie onder wat hij noemt zaken van een meer fantastische aard. Zo zou Papias ook een aantal vreemde gelijkenissen en instructies van de Heer hebben genoteerd in zijn boeken. Eusebius zal dit wel correct hebben gezien; ik denk dat Papias inderdaad iets dergelijks over het millennium zal hebben gezegd. Wij kunnen dat niet nagaan omdat de boeken er niet meer zijn, maar Eusebius verwijst zijn eigen lezers naar die boeken van Papias, om het zelf nog eens wat nauwkeuriger te kunnen bestuderen. Jammer dat we die boeken niet meer hebben.

vrijdag 7 november 2008

De Fatiha: Het gebed van de Islam (3) De verering van Allah

Surah Al-Fatiha:
1. In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
2. Alle lof zij Allah, de Heer der werelden
3. De Barmhartige, de Genadevolle
4. Meester van de Dag des Oordeels
5. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp
6. Leid ons op het rechte pad,
7. het pad dergenen aan wie Gij gunsten hebt geschonken, niet dat van hen op wie toorn is
nedergedaald, noch dat der dwalenden.

Introductie

De Fatiha (De Opening) is het meest bekende hoofdstuk van de Koran. Moslims leren het van kindsbeen aan uit het hoofd, en horen de Fatiha dagelijks 17 keer op te zeggen. We vergelijken de Fatiha met het OnzeVader; in dit artikel kijken we naar de betekenis van verering in de Islam.

Wat beogen moslims met de verering van Allah?
Het eerst deel van de Fatiha legt nadruk op de noodzaak om Allah lof en verering te schenken. In het tweede deel van de Fatiha vraagt de moslim aan Allah op hulp. Wat dat betreft volgt het gebed van de Islam dezelfde indeling als het OnzeVader. Moslims en Christenen zijn het erover eens dat God allereerst recht heeft op onze verering, en pas daarna komen we met de meer op onszelf gerichte wensen en verlangens tot Hem.

De woorden U alleen vereren wij vormen de afsluiting van het eerste gedeelte van de Fatiha. Dat woord vereren komt van de arabische werkwoordstam ‘abada. Het woord voor verering dat daarvan is afgeleid is ‘ibadah. Van hetzelfde werkwoord komt ook het woord ‘abd, wat slaaf of dienaar betekent.[1] De Pakistaanse theoloog Sayyid Abul A’la Mawdudi legt het woord ‘ibadah uit met de termen verering, gehoorzaamheid, onderwerping, en dienst.[2]

In een Islamitisch catechetisch boekje zegt Gulam Sarwar, dat het rituele gebed, de betaling van aalmoezen, het vasten en de bedevaart de belangrijkste vormen van ‘ibadah zijn. ‘Ibadah heeft dus een sterk rituele connotatie. Het gaat om het nauwkeurig uitvoeren van voorgeschreven handelingen. Sarwar noemt drie voorwaarden om die rituele daden tot ware ‘ibadah te maken. Een moslim moet ze uitvoeren met als doel om God te behagen, hij moet ze regelmatig uitvoeren, en dat ook zeer nauwkeurig zoals voorgeschreven in de Islam. Hij voegt eraan toe dit de route is ‘naar succes en geluk in het leven na de dood.’[3]

Zou aanbidding in de Islam dan bedoeld zijn om het eeuwige geluk te ontvangen? In dat geval gaat aanbidding niet om de eer van God vanwege diens karakter en daden, maar om het welzijn van de gelovige.

Yusuf Ali, die een bekende Koranvertaling in het Engels produceerde, zegt over het vereren van God dat het vooral goed is voor de innerlijke geloofsopbouw van de moslim:
Als de verering uit ons diepte wezen komt, brengt dat ons in eenheid met de wil van God. Dan zien onze ogen alles wat goed, vreedzaam en harmonieus is. Kwaad, opstand en conflict worden uitgedelgd. Ze bestaan niet voor ons, want onze ogen kijken daar overheen in verering. Zulk gebed is voor onze eigen geestelijke opbouw, troost, en versterking.[4]
Die nadruk op de eigen geloofsopbouw is niet bepaald wat de orthodoxe Islam leert; evengoed klinkt het net zo utilitair als het prijzen van Allah vanwege de hoop op zegeningen in dit leven en in het hiernamaals.

Overigens zijn er natuurlijk ook moslims die op een wat andere manier omgaan met de verering van Allah. Voor veel moslims is Allah degene die ze aanbidden om zijn grootheid en goedheid, en om wie Hij is, niet om het gewin van een goed leven nu en na de dood. Maar het moet gezegd: dit lijkt niet de teneur van hoe de orthodoxe Islam over de verering van Allah spreekt.

Wat beogen christenen met het vereren van God?
In het christelijk geloof kennen we ook de verbinding tussen de verering van God en dienstbaarheid. De apostel Paulus zegt christenen dat ze zichzelf als heilig offer ten dienste van God moeten stellen; dat is hun eredienst. Gehoorzaamheid en het eren van God kunnen niet zonder elkaar. [5]

Woorden van verering hebben geen betekenis als ze niet worden gevoed uit een dienstbaar leven, en omgekeerd. Het gebed Uw wil geschiede is nauw verweven met de bede dat God’s naam geheiligd worde. Een Christen bidt Uw wil geschiede in de eerste plaats met het oog op zichzelf, omdat hij met zijn woorden en daden God’s wezen niet wil ontheiligen, omdat hij Hem als Koning wil dienen; kortom, omdat hij de wil van God wil doen.

De manier waarop we over eredienst spreken in verband met de wekelijkse samenkomst op zondag, komt ook wel wat overeen met hoe voor moslims ‘ibadah vooral op het correcte gebed in de moskee en op andere riten duidt.

Toch moeten we het verschil in visie op die begrippen niet onderschatten. Het is niet mogelijk om de motieven van elke christen afzonderlijk onder de loupe te nemen; in het algemeen kunnen we wel zeggen dat het historische Christendom altijd heeft onderstreept dat God de eer verdient omdat Hij Onze Almachtige en liefhebbende Vader is. We vereren Hem om wie Hij is, almachtig en liefdevol, en om zijn daden die een volmaakte weerslag van dat karakter zijn.

De Islam lijkt meer de nadruk te leggen op Allah’s eis dat men Hem eert, en op de beloftes die daaraan verbonden zijn. In het christelijk geloof is het ondenkbaar dat we God zouden vereren omdat dit moet of omdat we daar zelf beter van worden. Voor een christen zijn dat motieven die niet passen bij de eredienst aan God. Die is namelijk voor God, en voor Hem alleen.

[1] In Arabische persoonsnamen komen we dit woord ‘abd vrij vaak voor. De naam Abdallah, of Abdullah, is heel gewoon in de moslimwereld en betekent dus: dienaar van Allah.
[2] Sayyid Abul A’la Mawdudi,Towards Understanding the Qur’an, Vol 1, Surahs 1-3 (Translated and edited by Zafar Ishaq Ansari), (Leicester, 1988), p. 37.

[3] Gulam Sarwar, Islam: beliefs and teachings (London 1984), p. 15, 42, 76.
[4] Yusuf Ali (vertolker), The Holy Qur’an (Beirut), p. 14.
[5] Zie Romeinen 12:1-2.

zondag 2 november 2008

De Fatiha: Het gebed van de Islam (2) Waarom loven we God?

Surah Al-Fatiha:
1. In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
2. Alle lof zij Allah, de Heer der werelden
3. De Barmhartige, de Genadevolle
4. Meester van de Dag des Oordeels
5. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp
6. Leid ons op het rechte pad,
7. het pad dergenen aan wie Gij gunsten hebt geschonken, niet dat van hen op wie toorn is
nedergedaald, noch dat der dwalenden.

Introductie
Alle moslims kennen de eerste Surah van de Koran, de Fatiha (De Opening) uit het hoofd. Dit is het belangrijkste gebed in de Islam, en daarom leren we veel over de Islam door dit gebed te bestuderen. Daarbij helpt het om het ultieme christelijke gebed, dus het OnzeVader, als spiegel te gebruiken.

Lof aan God
Opvallend in de Fatiha en het OnzeVader, is dat ze beide, na God te hebben aangesproken, Hem eerst lof brengen. De Fatiha zegt in het Arabisch al-hamdu lillah, een term die velen wel bekend is. Letterlijk betekent dit: de lof [behoort] aan Allah. Christenen in de Arabische wereld gebruiken deze woorden ook vaak; ze zijn dus niet typisch Islamitisch. Ze worden vaak als als stopwoord gebruikt; als je iemand vraagt hoe het met hem gaat, is het gebruikelijke antwoord: al-hamdu lillah.

Uw naam worde geheiligd heeft op soortgelijke manier te maken met de wens van de Christen dat God de lof krijgt. Het is de wens dat God’s naam, dus zijn wezen, niet wordt onteerd, maar dat God alle eer krijgt om wie Hij is. Tussen de Fatiha en het OnzeVader bestaat dus overeenstemming wat betreft het besef dat de eer van God voor en boven alles hoort te gaan. Ook de vragen aan God dat zijn Koninkrijk kome en dat zijn wil geschiede, hebben te maken met het christelijke verlangen dat God de lof krijgt.

Welke prijzenwaardige kenmerken heeft Allah?
Er zijn verschillende redenen waarom het eren van Allah zo belangrijk is. In de context van de Fatiha, is de eerste reden dat Hij de Heer is van de werelden. Het heeft dus allereerst met zijn almacht te maken. Het Arabische woord voor werelden is in de pluralis, wat in de Arabische grammatika wil zeggen: het gaat om drie of meer werelden. Sommige moslims geven daarbij als commentaar dat het bijvoorbeeld zou kunnen gaan om de wereld van de mensen, de geestelijke wezen, en de toekomstige wereld. Anderen vermoeden dat deze meervoudvorm hier is gebruikt om te intensiferen; Allah is de Heer van werkelijk alle mensen en alle dingen, en daarom verdient Hij lof.

De verwijzing naar de barmhartigheid van Allah als aanleiding om Hem te loven, heeft wellicht ook vooral met zijn almacht te maken. De Arabische termen die met de Barmhartige en Genadevolle[1] zijn vertaald, kunnen beter vertaald worden met Weldoener, om het niet te verwarren met de christelijk visie op God’s erbarmen. In de Islam immers zijn Allah’s weldaden geen voortvloeisel vanuit zijn liefhebbende karakter, maar de willekeurige daden van de Almachtige.

De derde aanleiding die wordt gesuggereerd als reden voor het loven van God, heeft ook weer met zijn almacht te maken. Hij is de Meester van de Dag des Oordeels.[2] Een moslim beschrijft wat het betekent dat Hij Meester is van die Dag:
Op die dag zullen [alle machtige mensen] met zekerheid ontdekken dat ze machteloos zijn en vernederd, en dat Grootsheid, Macht en Gezag in hun geheel alleen aan Hem toebehoren. […] Niemand zal in staat zijn een mening te geven of een besluit uit te voeren zoals ze dat voorheen op aarde konden doen.[3]
De lof die Hem toekomt is dus vanwege zijn enorme macht. Wellicht is die lof in verband met de oordeelsdag ook een manier om Allah gunstig te stemmen. De Pakistaanse theoloog Sayyid Abul A’la Mawdudi zegt hierover in dit verband:
We moeten Hem niet alleen liefhebben omdat Hij ons voedt en onderhoudt en om zijn barmhartigheid en genade, maar we moeten Hem ook vrezen vanwege zijn rechtvaardigheid, en niet vergeten dat tenslotte ons geluk of onze ellende geheel van Hem afhankelijk is.[4]
Als we mogen aannemen dat Allah’s barmhartigheid en genade voor moslims ook duidelijk het aspect hebben van zijn oppermacht, kan je gerust zeggen dat de hele lijst van redenen die Mawdudi geeft, te maken heeft met Allah’s almacht als reden voor zijn lof.

Welke redenen voor het eren van God kennen Christenen?
In het algemeen zullen Christenen weinig moeite hebben met de redenen waarom Moslims Allah menen te moeten prijzen. Ook Christenen zijn onder de indruk van de oppermacht van God. Immers, we bidden: want van u is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid.

Een groot verschil is er ook; de heerlijkheid van God waarover het OnzeVader spreekt, is niet alleen een kwestie van almacht, maar vooral van God’s karakter. Dat behelst onder meer de term waarmee het christelijke gebed begint: Hij is onze Vader. Als Christenen God prijzen voor zijn almacht, doen ze dat in het kader van zijn Vaderschap. Zijn almacht is niet, zoals die van Allah, willekeurig, maar gekenmerkt doordat Hij onze liefhebbende Vader is.

Voor Christenen is het daarom mogelijk om te bidden dat het Koninkrijk van God spoedig komt en dat zijn wil zal worden gedaan op aarde; voor moslims is de Dag des Oordeels alleen maar vreeswekkend. Een verlangen naar die Dag is ondenkbaar voor wie God slechts kent in zijn almacht, maar niet als Vader.


[1] Het arabische werkwoord dat aan de begrippen voor Barmhartige ten grondslag ligt, is rahima, yirhamu. Vanuit het Hebreeuws kennen we het hetzelfde woord met globaal dezelfde betekenis.
[2] Het Arabisch voor het woord Meester is onduidelijk. Er zijn twee versies van de Fatiha in omloop. Sommige spreken over de Eigenaar van de Dag van het Oordeel, andere over de Koning van de Dag van het Oordeel. Een subtiel grammatikaal verschil, wat overigens laat zien dat de Koran niet altijd zo duidelijk onveranderd is als moslims graag doen voorkomen.
[3] www.muhajabah.com/islamicblog (27 October 2007)
[4] Sayyid Abul A’la Mawdudi,Towards Understanding the Qur’an, Vol 1, Surahs 1-3 (Translated and edited by Zafar Ishaq Ansari), (Leicester, 1988), p. 36.

De Fatiha: Het gebed van de Islam (1) Hoe naderen we tot God?

Surah Al-Fatiha:
1. In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
2. Alle lof zij Allah, de Heer der werelden
3. De Barmhartige, de Genadevolle
4. Meester van de Dag des Oordeels
5. U alleen vereren wij en U alleen smeken wij om hulp
6. Leid ons op het rechte pad,
7. het pad dergenen aan wie Gij gunsten hebt geschonken, niet dat van hen op wie toorn is
nedergedaald, noch dat der dwalenden.

Introductie
Alle moslims kennen de eerste surah[1] van de Koran uit het hoofd; dit hoofdstuk, de Fatiha (de Opening), is een belangrijk onderdeel van elk islamitisch gebed. Wie trouw vijfmaal per dag bidt, zegt de Fatiha dagelijks 17 keer op.[2] In alle islamitische landen wordt de Fatiha via het onderwijs, de media en in de moskee in de gelovigen gehamerd. Om te begrijpen hoe moslims denken over hun geloof, is het dus heel goed om de Fatiha onder de loupe te nemen. We zullen dat doen in een aantal korte studies, waarbij we niet alleen de Fatiha op zichzelf bekijken, maar ook in vergelijking met het gebed dat voor christenen een heel vormende rol speelt, namelijk het OnzeVader.[3]

Bidden tot Allah
De reden waarom moslims elk gebed beginnen met de Fatiha, is omdat de hadiths[4] melden dat Mohammed dit verplicht heeft gesteld. Voorafgaand aan het opzeggen van de Fatiha, moet bovendien altijd een ander vers uit de Koran worden opgezegd, namelijk: ‘Ik zoek Allah’s bescherming tegen de vervloekte satan.’[5] De Islam gelooft dat satan het de gelovigen moeilijk wil maken om eerbiedig tot Allah te bidden, dus moet Allah’s hulp gevraagd bij het bidden.

Het OnzeVader begint met de bepaling van de geadresseerde, dat is: Onze Vader. Voor moslims is die term taboe. Dat christenen God de Vader van Jezus Christus noemen is een verwerpelijke gedachte voor moslims. Bovendien zijn ze ook in het algemeen huiverig voor de term Vader in verband met Allah, omdat dit een soort mensvormigheid van Allah suggereert waar de Islam wars van is. Allah is ten diepste onkenbaar, en alle vergelijkingen die we voor Hem gebruiken zijn onjuist, leert de Islam.

De Fatiha begint met de aandacht te richt op Allah, die Barmhartig en Genadevol wordt genoemd. Met dat eerste vers beginnen bijna alle hoofdstukken van de Koran; moslimse geleerden zijn het er niet over eens of deze woorden bij de oorspronkelijke openbaring van de surahs aan Mohammed horen, of dat Mohammed ze daaraan later heeft toegevoegd. Dit eerste vers van de Fatiha wordt in het dagelijks leven van moslims veel gebruikt, zoals bij het binnengaan van een huis, of bij het begin van een voordracht of het schrijven van een brief. Het gebruik van de woorden zou naar verluidt tot enorme zegeningen van Allah leiden.

In de begintijd van de Islam waren er wel kritische bewoners van Mekka die beweerden dat Mohammed met de term In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle, in wezen drie goden bij elkaar bracht. Dit duidt er op dat in het heidense Mekka de goden Allah, Barmhartige, en Genadevolle werden erkend als drie afzonderlijke wezens. Mohammed zou de positieve kenmerken van andere goden dan hebben verenigd in de belangrijkste van de Mekkaanse goden die hij wilde vereren, namelijk Allah.

Is de Allah van de Islam dezelfde als de God van het Christendom? Moslims beschouwen de term Allah als een eigennaam van de Schepper, maar het is wel zeer aannemelijk dat de naam aanvankelijk de soortnaam van de Schepper was, afgeleid van het Aramese Alaha, wat gewoon God betekent. De christenen en Joden die Mohammed ontmoette en die doorgaans Aramees als spreektaal hadden, spraken dus over Alaha, God. In wezen is deze discussie nogal steriel; waar het om gaat is niet in de eerste plaats de klank die we gebruiken om de ene God mee aan te duiden. Veel belangrijker is hoe we Hem omschrijven, ons beeld van Hem. En nog belangrijker: hoe kunnen we tot Hem komen. In dit opzicht is het verschil tussen de Islam en het Christendom erg groot.

In de naam van Jezus
Christenen eindigen hun gebed vaak met de woorden in de naam van Jezus, of soortgelijke termen. Daarmee bedoelen we te zeggen dat we ons gebed niet zomaar tot God de Vader opzeggen als de zondige, falende, beperkte mensen die we zijn. Dan zouden we wel erg weinig kans hebben dat ons gebed ooit tot God doordringt. We bidden daarom namens Jezus, alsof Hij het zelf is die het gebed tot God opzendt. Dat is mogelijk omdat God ons aanziet in zijn Zoon; de heiligheid en volmaaktheid van Christus zijn ons toegerekend door zijn barmhartigheid.

De opening van de Fatiha lijkt op hoe wij ons gebed eindigen. Een moslim verwoordt de betekenis van de openingswoorden zo: ‘Het is alsof de dienaar zegt: “ik zoek de hulp van Allah met elk van zijn namen, [zoals] de Barmhartige, de Genadevolle, voor de volgende actie die ik ga ondernemen.’[6] De woorden in de naam van Allah behelzen dus de wens dat Allah bij het bidden van de Fatiha helpt met alle hulp die Hij kan bieden. Dat blijft natuurlijk bij wensen en hopen, want Allah is wel erg ver en de mens erg nietig.

In het geval van het christelijke gebed zijn de woorden in de naam van Jezus een uitspraak van vertrouwen. Omdat God ons aanziet in zijn Zoon, Jezus Christus, kunnen we in vertrouwen bidden; dankzij Christus is God ook onze Vader


[1] De Koran is verdeeld in 114 surahs, hoofdstukken. Die surahs zijn weer verdeeld in ayahs, verzen. De Fatiha bestaat uit zeven ayahs.
[2] Het aantal moslims dat deze trouw aan de dag legt, is niet erg groot.
[3] Ik ga uit van de versie zoals gegeven door Matteus 6:9-13.
[4] De hadiths zijn de verhalen over de woorden en daden van Mohammed die door zijn volgelingen eerst mondeling zijn doorgegeven, en die rond de tweede eeuw van de Islam in een zestal min of meer normatieve verzamelingen te boek zijn gesteld
[5] Dit is Surah al-Nahl, ayah (vers) 98.
[6] www.muhajabah.com/islamicblog (27 October 2007)

Sola Scriptura en de Islam

De orthodoxe Islam heeft altijd geloofd in de Quran als het vanuit de hemel neergezonden Woord van Allah. Naast de Quran kennen moslims ook een enorme verzameling van woorden en daden van de profeet, die voor moslims absoluut normatief zijn, de zogenaamde hadith. Ongeveer 200 jaar na de dood van Mohammed zijn zes verzamelingen van hadith gemaakt die tegenwoordig als orthodox worden beschouwd. De bekendste daaronder is die van Bukhari, een theoloog uit de negende eeuw. Door de hadith kennen Moslims hun profeet; het is bovendien de manier om te ontdekken hoe de Quran moet worden geinterpreteerd.

Door de eeuwen heen is door Moslims veel gediscussieerd over de vraag welke woorden en daden van Mohammed die staan genoteerd in die traditionele hadithverzamelingen, betrouwbaar zijn. Er is veel kaf onder het koren. Maar ondanks die discussie, is nooit fundamenteel getwijfeld aan het belang van die hadith als zodanig.

De hadith beschrijven in detail hoe Mohammed leefde en wat hij zijn volgelingen aan sociale en politieke opdrachten gaf; dat alles is normatief voor moslims. Ze proberen Mohammed’s voorbeeld in detail na te leven. De hadith hebben dus ingrijpende invloed op het alledaagse leven, maar ook op politiek en samenleving. Veil moslims gebruiken bijvoorbeeld een twijgje om hun tanden te poetsen en kiezelstenen in plaats van toiletpapier, simpelweg omdat Mohammed dit deed. Mag een man de hand geven aan een ander dan zijn eigen vrouw? Mohammed sprak erover en wij kennen de konsekwenties.

De enorme verzamelingen van hadith leveren een groot probleem op aan moslims die willen integreren in de moderne wereld. Waar de Koran vaak onduidelijk en dus multi-interpretabel is, laten de minutieuze hadith geen enkele ruimte om eens met een frisse blik naar de Quran en de levensstijl te kijken. Het houdt moslims gevangen in interpretaties waar velen tegenwoordig toch wel grote moeite mee hebben. In Turkije is daarom een instituut aan de universiteit van Ankara bezig om de hadith nog eens extreem kritisch tegen het licht te houden.

Veel verder gaan de zogenaamde Quran-Alleen moslims. Ze pleiten ervoor alle hadith overboord te gooien en allleen de Quran over te houden als bron van gezag. ‘Wie is Bukhari? Wij willen alleen het woord van Allah, de Quran’, valt in hun publikaties te lezen. Dit stelt ze in staat tot radikale herinterpreties van de Islam. Zo zeggen sommigen dat de Islam helemaal geen vrijdaggebed voorschrijft. Er zijn verschillende van dit soort groepen die door de grote meerderheid van moslims als gevaarlijke afvalligen worden beschouwd.

In Egypte belanden zulke lui af en toe in de gevangenis. Ze worden gezien als gevaar voor de stabiliteit van de samenleving. Voor de ontwikkeling van een polderislam zou die Quran-Alleen beweging juist wel eens heel zinvol kunnen zijn, omdat het een radikale reformatie van de Islam mogelijk maakt.

Dit artikel stond op 29 december 2008 in het Nederlands Dagblad
(c) Jos M Strengholt