zondag 8 maart 2015

Cyprianus - Brief 28 - Bisschop Cyprianus aan presbyters Moyses en Maximus en de andere belijders

Deze brief is geschreven door bisschop Cyprianus de presbyters Moyses en Maximus en de andere belijders in Rome.

Cyprianus heeft gehoord van hun geloof en hun moed. De Heer heeft ze door de belijdenis van zijn naam in verdrukkingen, een kroon geschonken. Hij noemt ze de voorhoede, de leiders op het slagveld. Ze hebben de standaard van God’s leger gedragen en de eerste slag aan de vijand toegebracht. (1.1)

In Carthago worden martelaren, door hun martelingen, tot hun vervulling gebracht. Moyses and Maximus en de anderen belijders in Rome waren de voorhoede verdienen te delen met de martelaren in Carthago in de eer.(1.2)

Ze hebben ook de discipline van de kerk hoog gehouden. Dat blijkt uit de krachtige brief die ze kortgeleden aan hun broeders de belijders in Carthago stuurden. Deze brief hebben we niet meer. “Jullie drongen er op aan dat de heilige voorschriften van het Evangelie en de opdrachten die ooit aan ons zijn toevertrouwd, met moedige en onwankelbare gehoorzaamheid moeten worden gevolgd.” Dit is jullie tweede eer: naast standhouden in verdrukking ook standhouden in deze veldslag die het Evangelie wil omverwerpen. Eerst toonden jullie moed, nu ook het juiste gedrag. (2.1)

Cyprianus citeert twee bijbelverzen die onderstrepen dat de apostelen alles wat Jezus had onderwezen, zelf ook moesten onderwijzen, en dat wie zijn woorden niet gehoorzaamd, een leugenaar is. (2.2)

Een belijder moet niet, nadat hij door de Heer een martelaar is geworden, vervolgens de geboden van de Heer teniet doen. Dat is alsof je de genade die Hij je geschonken heeft, daarna tegen Hem gebruikt. Je wordt in wezen een rebel met de wapens die je van Hem ontving. (2.3)

Groeten. (2.4)

Opmerkingen: 
  • Datering: midden tot late zomer van 250AD, omdat deze brief samen met brief #27 kwam.
  • Opvallend dat Cyprianus met geen woord spreekt over de Carthaagse belijders die hem zoveel problemen geven. Hij prijst alleen de martelaren van Carthago.
  • Interessante informatie over de aard van de verdrukkingen. In Carthago zijn al doden gevallen maar in Rome nog niet, hoewel arrestaties in Africa later begonnen. En in Rome zijn tot dusver maar twee presbyters gevangen genomen - en die zijn zelfs niet gemarteld. Dit zou overigens spoedig veranderen.
  • De Moyses die wordt genoemd verdwijnt in de winter van AD20-251 uit de correspondentie; hij is gedood. Later hierover meer. Clarke begint een zinvolle discussie over de rol van Moyses and Maximus in het Novatiaanse schisma die voor ons hier nu te ver voert.
  • Waarom wordt Fabianus niet genoemd in deze brief? Zie brief 9. Is die misschien niet aan martelingen maar aan iets anders bezweken?
  • De martelaars in Carthago waar Cyprianus aan refereert zijn Mappalicus, Paulus en anderen die hij noemt in Brief 10 en 22.

Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 2 (Letters 28-54) door G.W. Clarke (Newman Press, New York, 1984).  Dit is deel 44 van de serie Ancient Christian Writers.

Geen opmerkingen: