zondag 26 oktober 2014

Cyprianus - Brief 16 - Aan de priesters en diakenen

Deze brief is gericht aan de priesters en diakenen in Carthago

Cyprianus heeft lang geduldig gezwegen maar aangezien er mensen - priesters - zijn die de eer van de martelaren ondermijnen, de nederigheid van de belijders, en de vrede van de kerk in het algemeen, moet hij nu schrijven.(1.1)

Sommige priesters doen dingen die voorheen nooit werden gedaan - ze matigen zich gezag aan dat enkel de bisschop toekomt. (1.2)

Door dit te doen brengen ze de behoudenis van de broeders in gevaar. Dat Cyprianus’ waardigheid op het spel staat, deert hem minder. Deze priester maken zichzelf een struikelblok voor de gevallenen en bekommeren zich niet om het zieleheil van die gevallenen, maar slechts om hun eigen populariteit. (2.1)

Dat door de verdrukkingen mensen gevallen zijn is erg genoeg. Cyprianus citeert wat bijbelverzen die hun ernstige situatie duidelijk maken - onder meer dat ze niet aan de heilige communie mogen deelnemen. (2.2)

Zulke mensen zouden penitentie moeten doen om met hun gebeden en goede werken de zaak weer goed te maken. Maar door het gedrag van de priesters worden ze misleid tot hun grotere ellende.

“In het geval van minder ernstige zonden, doen zondaars boete voor de gepaste periode en in overeenstemming met de vastgestelde stadia van de discipline van de kerk doen ze in het openbaar schuldbelijdenis en door de oplegging van handen door de bisschop en de geestelijkheid ontvangen ze het recht om weer aan de communie te worden toegelaten.” (2.3)

Maar wat doen de priesters? prematuur, en terwijl de vrede voor de kerk nog niet is teruggekeerd, terwijl de verdrukking doorgaat, worden de gevallenen tot de communie toegelaten en het offer wordt in hun naam gebracht. - terwijl ze eigenlijk nog boete moeten doen,terwijl ze nog schuld moeten belijden, terwijl de bisschop en de geestelijkheid hun de handen nog moet opleggen. (2.3)

In dit geval treft de priesters de meeste blaam, niet die gevallenen. De priesters hadden de waarheid moeten onderwijzen. (3.1)

Het gevolg van deze actie van de priesters is dat ze de indruk wekken dat de martelaren kwade bedoelingen hebben, en ze brengen die martelaren in conflict met de bisschop van God. (3.2)

Deze martelaren hebben me een brief geschreven waarin ze vragen dat hun verzoeken worden onderzocht en om vrede voor de gevallenen, maar dat alleen nadat onze moeder de kerk eerst vrede heeft, en Cyprianus naar de kerk kan terugkeren zonder gevaar. Helaas, deze priesters verenigen zich in gemeenschap met de gevallenen, ze brengen het offer en ze geven hen de eucharistie. (3.2)

En zelfs al zouden de martelaren in hun wensen tegen de wet van God ingaan, dan nog is het de taak van de priesters en diaken om ze wijs te adviseren, zoals in het verleden altijd gebeurde. (3.2)

Om deze reden gaat God in zijn striktheid door met ons dag en nacht te vermanen. Er is sprake van visioenen in de nacht, en overdag krijgen onschuldige jonge jongens de Heilige Geest en in extase spreken ze de woorden van God tot ons. Als ik terugkom zal ik de details vertellen. (4.1)

Als deze priesters doorgaan met hun arrogante gedrag, zal ik het recht gebruiken dat de Heer me gaf, en hun het recht ontzeggen het offer te brengen, tot die mensen hun zaak voor me kunnen bepleiten, voor de belijders zelf, en voor alle mensen, zodra ik bij u terug ben in de boezem van onze moeder de kerk. (4.2)

Over deze kwestie heb ik de materialen en belijders en ook de gewonen gemeenteleden, brieven gestuurd; ik heb ze opdracht gegeven die ook aan u voor te lezen. (4.2)

Opmerkingen:

  • Deze brief hoort bij de brieven 15 en 17. Waarschijnlijk in mei 250 geschreven. 
  • Cyprianus onderstreept zijn bisschoppelijke macht jegens de priesters, omwille van het image van de martelaars en het heil van de gevallenen. 
  • Opvalt dat Cyprianus de deur wijd open houdt voor gevallenen om in de boezem van de kerk terug te keren. 
  • Hoe zou de eer van de martelaars kunnen worden aangetast? Misschien doordat de indruk kan bestaan dat die martelaars zelf wensen dat de gevallenen direct weer in de gemeenschap worden opgenomen? In elk geval enkele martelaren lijken dat ook gedaan te hebben. 
  • Let op hoe Cyprianus enkele ‘charismatische’ gebeurtenissen waardeert. Is dit een teken van ‘montanisme’? 
Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 1 (Letters 1-27) door G.W Clarke (Newman Press, New York, 1984). Dit is deel 43 van de serie Ancient Christian Writers.

maandag 20 oktober 2014

Cyprianus - Brief 15 - Aan de martelaars en belijders

Deze brief is gericht aan de martelaars en belijders in Carthago

Cyprianus zegt de martelaars dat ze de wetten en discipline van de Heer moeten bewaren, vooral omdat ze door hun standvastigheid een voorbeeld zijn voor velen. (1.1)

Cyprianus was er van uitgegaan dat de priesters en diakenen aan de martelaren, terwijl ze in de gevangenis waren, de goed Schriftuurlijk advies zouden geven, zoals dat bij vorige verdrukkingen onder hun voorgangers gebeurde, maar dat is blijkbaar niet gebeurd. Daarom hebben die martelaars nu contact met hun bisschop gezocht, en daarin worden ze tegengewerkt door sommige priesters. (1.2)

De martelaars hebben aan Cyprianus een brief gestuurd met het verzoek dat aan sommige gevallenen (lapsi) vrede wordt geschonken zodra Cyprianus weer in Carthago met de priesters kan vergaderen als de verdrukking voorbij is. Maar sommige priesters hebben, voordat schuld is beleden en boete is gedaan, en voor de oplegging van handen door de bisschop en de priesters tezamen als teken van verzoening, namens die gevallenen het offer gebracht en hun de eucharistie gegeven. Daarmee hebben ze het heilige lichaam van de Heer ontheiligd. (1.2)

Natuurlijk kunnen die gevallenen vergeving ontvangen. Maar de leiders van de gemeente moeten dat doen op basis van de geboden en instructies. Anders zouden de herders van de kudde wel eens de slagers kunnen worden. Door ze weer te aanvaarden worden ze naar hun ondergang geleid als God ermee wordt mishaagd. (2.1)

Die priesters moeten dus maar door de martelaars worden onderwezen. Ze moeten wachten op de juiste tijd, tot er vrede is. De moeder(kerk) moet eerst vrede hebben van de Heer voor het vrede aan haar zonen kan schenken, zoals jullie hebben gezegd. (2.2)

De martelaars staan onder grote druk maar moeten voorzichtig zijn en de daden van elke individu afzonderlijk onderzoeken voor ze een certificaat krijgen waarin ze om vrede (en vergeving) voor de gevallen persoon vragen aan de bisschop. Beloof niets overhaast, dat maakt ons enkel beschaamd voor de heidenen. Dat is in overeenstemming met hun martelaren dit voorheen deden. (3.1)

Cyprianus zegt dat hij ‘bezoeken van God’ heeft waarin hem te kennen wordt gegeven dat hij de geboden van God bewaart, vrij van corruptie en geweld. De meesten van de martelaars in Carthago doen hetzelfde; ze moeten door gaan om de verzoeken die ze krijgen in gebed te overwegen en ze moeten een eind maken aan het profiteren dat ook aan de gang is. (3.2)

Over deze zelfde kwestie heeft Cyprianus ook aan de geestelijken en de leken in de kerk geschreven. Tenslotte waarschuwt hij de martelaars om geen algemene certificaten te geven. Elke persoon voor wie om vrede wordt gevraagd moet specifiek worden genoemd, en niet zus-en-zo-met-zijn-hele-huishouden. Dat zou aan Cyprianus later alleen maar problemen geven, want wie horen er allemaal bij dat huishouden? ”daarom vraag ik aan jullie dat jullie alleen die bij name in jullie certificaten specificeren die je persoonlijk hebt gezien, die je kent en waarvan je hebt opgemerkt dat hun bekering al bijna tot goedmaking heeft geleid.” (4)

Opmerkingen:
  • Deze brief hoort bij de brieven 16 en 17. Waarschijnlijk in mei 250 geschreven. 
  • De verdrukking is blijkbaar geluwd. Er is een levendige ‘handel’ in certificaten ontstaan om weer toegang tot de kerk te krijgen voor de gevallenen. De kerk moet in enorme opschudding zijn; het gaat om veel mensen die terug willen keren. 
  • Zijn de martelaren nog steeds in de gevangenis? Waarschijnlijk wel. Wat is anders het verschil met de ‘belijders’ die worden genoemd? 
  • Zijn de martelaars mensen die op het punt staan dood te gaan en de afvalligen hopen nog voor hun dood vergeving van de martelaren te krijgen? Elders gaat Cyprianus ervan uit dat als de vrede is teruggekeerd hij deze brieven van de martelaars zal bestuderen, maar niet met die martelaars maar met de belijders. 
  • Er worden ook weer erediensten gehouden - gevallenen ontvangenen immers weer de eucharistie. 
  • Cyprianus lijkt geheel de kant van de martelaren te kiezen tegenover de priesters en diakenen. Hij voelt blijkbaar goed aan wie eer toekomt? 
  • In een latere brief 27 zien we dat deze brief 15 een ramp veroorzaakte; hij werd totaal niet goed ontvangen. 
  • Opvallend is dat Cyprianus tamelijk mild lijkt over de gevallenen; ze kunnen terugkeren maar dat moet wel op de juiste manier gebeuren. 
Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 1 (Letters 1-27) door G.W Clarke (Newman Press, New York, 1984). Dit is deel 43 van de serie Ancient Christian Writers.