zondag 27 maart 2011

Mohammed tegen de Joden: Khaybar

Vandaag zat ik op iemand te wachten in Beano’s cafe in Zamalek (hart van Cairo). Wat is er mooier dan de tijd nuttig door te brengen dan met te lezen in Ibn Ishaq’s Sirat Rasul Allah (leven van de profeet van Allah) in de vertaling van Alfred Guillaume.

Ibn Ishaq leefde tussen 85 en 151 AH, dus tussen 700 en 768 na Chr. Hij leefde dus drie of vier generaties na zijn geliefde profeet Mohammed. Ik zal hier weergeven wat Ibn Hishaq schreef omdat dit door de meeste moslims voor de volle waarheid over hun geliefde profeet wordt beschouwd.

Zelf vermoed ik dat een hoop van wat Ibn Ishaq zegt niets met de werkelijke geschiedenis te maken heeft maar dat het gaat om verdichtsels die een eeuw na Mohammed goed uitkwamen in juridische affaires – bijvoorbeeld over hoe je als islamitische legers moest omgaan met buit, veroverde vrouwen, etc.

Hoe dan ook, het gaat om verhalen die de profeet Mohammed beschrijven op een manier die eeuwenlang normatief is geweest en die nog immer door Moslims met bewondering worden gelezen.

Khaybar, Khaybar ye yahoed, geishe Muhammad sawfa ya’oed is een veel gebruikte strijdkreet als moslims in eigen kring zijn; ze scanderen dan dat het leger van Mohammed opnieuw zal komen om de Joden aan te pakken. ‘Denk aan Khaybar', is de waarschuwing. Overigens moet je je niet teveel voorstellen van de heldhaftigheid van die moderne legers van Mohammed. Ze roepen dit vooral op de pleinen van Amman, Beiroet en Cairo maar slechts zelden als ze daadwerkelijk tegenover de ‘Joodse vijand’ staan. Dat doen ze niet zo vaak want het heeft doorgaans een andere uitkomst dan destijds in Khaybar.

Wat gebeurde in Khaybar? In het jaar 7 AH, dus 629 na Chr, besloot Mohammed dat het tijd was om de Joodse oase Khaybar te veroveren. Die oase was bekend om zijn enorme aantallen dadelpalmen, dus een mooie buit voor de hongerige moslimlegers. Op de foto zie je hoe groen Khaybar ook nu nog is. En het ging daar om Joden bovendien, dat maakte het extra leuk. De profeet was van mening dat het Arabische schiereiland alleen aanhangers van de Islam mocht herbergen. Alle andere religies moesten verdwijnen. Bovendien zorgde de in Khaybar woonachtige Nadir stam voor de nodige problemen voor Mohammed.

Mohammed marcheerde dus op tegen Khaybar; onderweg vroeg hij ter vermaak om een heroïsch gedicht van Amir bin al-Akwa. Die was zo dom om in zijn gedicht te vragen of Allah ‘sakina’, het mes op hen kon doen neerdalen. Hoe haalde hij het in zijn hoofd! De profeet was toen zo ongelukkig om te zeggen: ‘Moge God je barmhartig zijn’, want daardoor moest het ook gebeuren zoals gedicht door de arme Amir. En inderdaad, het mes daalde neer: Toen Amir begon te vechten, keerde zijn zwaard zich tegen hem en het doodde hem. Toch besloot Mohammed dat hij als martelaar mocht worden herdacht.

De versterkingen rond Khaybar werden een voor een door de profeet veroverd. Bij het fort al-Qamus werd Safiya gevangen genomen en Mohammed vond haar leuk dus hij nam haar. Ze was de vrouw van Kinana. Aan Kinana werd niks gevraagd; dat kon toen waarschijnlijk ook niet meer.

Kinana was de bewaarder van het bezit van de Nadir stam. Hij ontkende dat hij wist war de schatten waren toen de profeet hem daarnaar vroeg. Maar een Jood (wat een verraders zijn dat…) kwam en zei dat hij Kinana vaak bij een bepaalde ruïne had zien lopen. De apostel zei dus tegen Kinana: “Weet je dat als we ontdekken dat je het hebt, we je zullen doden?” Kinana antwoord met “ja”. Derhalve was het lot dat hem trof natuurlijk geheel gerechtvaardigd.

Toen een deel van de schat bij de ruïne werd gevonden, wilde Mohammed weten waar de rest lag. Hij gaf dus deze opdracht: “Martel hem tot je uit hem krijgt wat hij weet”. Dus werd een vuurtje op zijn borst gestookt tot hij bijna dood was. Daarna liet de profeet zijn hoofd afhakken. We horen trouwens niet of er nog meer in de ruïne werd gevonden. Ik vermoed dat dit niet het geval was, want dan werd het vast wel vermeld.

Terug naar Safiya. Een van de strijders, Dihya, had eigenlijk gevraagd of hij die leuke Safiya mocht hebben, maar omdat Mohammed haar voor zichzelf wilde, gaf hij twee nichtjes van Safiya aan Dihya. Ook vast niet mis.

‘De vrouwen van Khaybar werden verdeeld onder de moslism.’

Toen waren de moslims zo dom om het vlees van de ezels van Khaybar te willen koken en opeten maar dat mocht niet van de profeet. Op die dag verbood Mohammed nog drie andere zaken: Sex met gevangen genomen zwangere vrouwen, het eten van vleesetende dieren, en de buit (van Khabyar en andere veldslagen) verkopen voordat het eerst goed was verdeeld. Paardenvlees eten was trouwens wel goed. Handig om te weten.

Toen de laatste twee forten van Khaybar dreigden te vallen voor de legertjes van de profeet, vroegen de bewoners aan de profeet om leven te sparen en dat deed hij. Alleen waren ze al hun bezittingen natuurlijk kwijt, die waren nu voor de moslims. Toen de mensen van Khaybar zich overgaven vroegen ze of ze op hun land mochten blijven werken en ze beloofden 50% van de opbrengst aan de profeet. Nu lijkt het erg onwaarschijnlijk dat ze dit zelf hebben aangeboden, maar hoe dan ook, zo werd het geregeld.

De helft van de opbrengst moeten afdragen betekende natuurlijk wel een langzame hongerdood in een oase, maar dat maakte niet uit. De profeet zei er immers sowieso bij: “maar als we jullie willen verjagen, zullen we jullie verjagen.” Ze konden dus nooit vertrouwen dat de afspraak met de profeet stand zou houden.

“Aldus werd Khaybar geroofd door de moslims.”

Lieve lezers, dat was een mooi leerzaam verhaal over de profeet. Oordeel zelf.

1 opmerking:

Anoniem zei

Sinds wanneer is dit boek bekend in het westen? De inhoud is volgens mij al eeuwen bekend.

De Wederlegging van de Mahumetisterij (1622)
Alsoo daer is ontstaen een trotse wrede wet

Ontrent de roode zee door d’hand van Mahumed,

Seer vreemd van Christus leer, een spiegel dogh van ’t leven

Waer toe het Christendom sigh hadde toen begeven.



Dees’ Alcoransche wet, in ’t minst niet ootmoedigh

nogh lijdsaem, maer tot wraek genegen ende bloedigh,

maekt sonderlingh haer werk van ’t uitterlijk gelaet,

Als wesend’ ingestelt tot styvingh van den staet,

En den gemeenen man neemts’ uit de hand de boeken,

Jae op de straff van ’t lijf verbied sy t’onderzoeken.



Om nu te weten welk van beyde dese wetten Is beter,

wilt voor eerst op bey de brengers letten.
Den onsen was altijd heel reyn en vroom van leven,

Daer Mahumet heeft rooff en overspel bedreven.

Hugo de Groot Grotius
(1583-1645)