Joseph kardinaal Ratzinger in zijn boek The Spirit of the Liturgy (2000) over het gebruik van muziek en zang in de liturgie. Ik vat dit kort samen om een indruk te geven van de thematiek die hij van belang vindt:
Hoe belangrijk muziek in de Bijbelse religie is, blijkt wel uit het feit dat het woord ‘zingen’ en gerelateerde woorden in het OT 309 en in het NT 36 keer voorkomen. Als de mens met God in contact komt, zijn gewone woorden niet genoeg.
De eerste keer dat we onze zingen in de bijbel lezen, is nadat Israël veilig door de Rode Zee is gekomen. Christenen vieren hoe ze evenzo ‘door het water heen’ gered zijn – door de dood en opstanding van Christus. En aan het eind, in het boek Openbaring, lezen we hoe christenen als overwinnaars aan de rand van de glazen zee staan, met harpen, om God te prijzen; ze zingen het lied van Mozes en van het lam.
Hoe belangrijk muziek in de Bijbelse religie is, blijkt wel uit het feit dat het woord ‘zingen’ en gerelateerde woorden in het OT 309 en in het NT 36 keer voorkomen. Als de mens met God in contact komt, zijn gewone woorden niet genoeg.
De eerste keer dat we onze zingen in de bijbel lezen, is nadat Israël veilig door de Rode Zee is gekomen. Christenen vieren hoe ze evenzo ‘door het water heen’ gered zijn – door de dood en opstanding van Christus. En aan het eind, in het boek Openbaring, lezen we hoe christenen als overwinnaars aan de rand van de glazen zee staan, met harpen, om God te prijzen; ze zingen het lied van Mozes en van het lam.
Het uiteindelijke lied van de overwinning is al ingezet, zien we in Openbaring. Maar intussen moet het lijden van de huidige tijd nog worden beleefd. We leven in een tussentijd.
Het Psalmboek werd spontaan het liedboek van de oude kerk. De Heilige Geest inspireerde David om te zingen, en om over Christus te spreken. Hij werd zelfs de mond van Christus, zoals we in veel Psalmen zien. In de Psalmen spreken wij door Christus, in de Geest, tot de Vader.
De Geest leert ons zingen; muziek en zang zijn een charisma, een gave van de Geest.
Het zingen van de kerk is ten diepste een uiting van liefde. Het is de bruid die voor de bruidegom zingt. De Heilige Geest is liefde, en Hij produceert ons zingen. Hij is de Geest van Christus, de Geest die ons in liefde tot Christus trekt, en daarmee leidt Hij ons tot de Vader.
De vroege kerk kwam uit de synagoge en zette de muziek van de synagoge voort, met de Psalmen. Maar spoedig schiep de kerk ook zijn eigen muziek, zoals het Benedictus, het Magnificat, de proloog van Johannes (1:1-18) het lied in Fil 2:6-11, en 1 Tim 3:16.
De Romeinse schrijver Plinius schreef rond 115 na Chr aan de keizer dat christenen in hun eredienst zingen voor Christus als God.
Maar het was ook muziek en zang in de kerk dat de gnostiek binnenhaalde. Vandaar dat de oude kerk op zeker moment, in het Concilie van Laodicea, paal en perk stelde aan de vrijheid om met liederen te experimenteren. Alleen de Psalmen mochten nog worden gebruikt, en alleen het koor mocht dit zingen. Jammer natuurlijk, maar in die tijd blijkbaar noodzakelijk.
In het oosten bleef de kerkmuziek louter vocaal; in het westen kwamen geleidelijk instrumenten in de eredienst. En de artistieke vrijheden die de kerk zich ging veroorloven namen in het westen weer toe, zodat het Concilie van Trente weer ingreep. Muziek moest dienstbaar zijn aan het Woord, het gebruik van instrumenten werd aan banden gelegd, en er werd scherp onderscheid gemaakt tussen seculiere en gewijde muziek.
In later tijd – tot in de onze – is muziek veel subjectiever geworden. Het gaat nu in de eerste plaats om ons persoonlijke gevoel, de beleving. Er is dus opnieuw behoefte aan een vernieuwing van binnenuit.
Op drie manieren behoort christelijke muziek in de eredienst zich te richten op de Logos, op het Woord.
1. Het is gerelateerd aan Gods reddende daden, met het Paasfeest centraal.
2. Muziek is een vorm van gebed waarin de Geest ons leiden moet – en Hij leidt ons immer naar Christus. Door ons naar Christus te leiden heft Hij ons hart tot God.
3. Het Woord leidt ons uit individualisme naar de christelijke gemeenschap en de hele gemeenschap der heiligen. Christelijke liturgie is dus altijd iets kosmisch; het sluit aan bij de viering waarvan we lezen in de bijbel, en met name in het boek Openbaring. Al onze zingen en musiceren is in harmonie met de grote liturgie die de eeuwen en alle plaatsen omspant. Deze context trekt de liturgie en de muziek daarin weg van subjectiviteit; we conformeren ons aan wat universeel is, en dat geeft ons juist de vrijheid om de mooiste muziek te gebruiken.
Het Psalmboek werd spontaan het liedboek van de oude kerk. De Heilige Geest inspireerde David om te zingen, en om over Christus te spreken. Hij werd zelfs de mond van Christus, zoals we in veel Psalmen zien. In de Psalmen spreken wij door Christus, in de Geest, tot de Vader.
De Geest leert ons zingen; muziek en zang zijn een charisma, een gave van de Geest.
Het zingen van de kerk is ten diepste een uiting van liefde. Het is de bruid die voor de bruidegom zingt. De Heilige Geest is liefde, en Hij produceert ons zingen. Hij is de Geest van Christus, de Geest die ons in liefde tot Christus trekt, en daarmee leidt Hij ons tot de Vader.
De vroege kerk kwam uit de synagoge en zette de muziek van de synagoge voort, met de Psalmen. Maar spoedig schiep de kerk ook zijn eigen muziek, zoals het Benedictus, het Magnificat, de proloog van Johannes (1:1-18) het lied in Fil 2:6-11, en 1 Tim 3:16.
De Romeinse schrijver Plinius schreef rond 115 na Chr aan de keizer dat christenen in hun eredienst zingen voor Christus als God.
Maar het was ook muziek en zang in de kerk dat de gnostiek binnenhaalde. Vandaar dat de oude kerk op zeker moment, in het Concilie van Laodicea, paal en perk stelde aan de vrijheid om met liederen te experimenteren. Alleen de Psalmen mochten nog worden gebruikt, en alleen het koor mocht dit zingen. Jammer natuurlijk, maar in die tijd blijkbaar noodzakelijk.
In het oosten bleef de kerkmuziek louter vocaal; in het westen kwamen geleidelijk instrumenten in de eredienst. En de artistieke vrijheden die de kerk zich ging veroorloven namen in het westen weer toe, zodat het Concilie van Trente weer ingreep. Muziek moest dienstbaar zijn aan het Woord, het gebruik van instrumenten werd aan banden gelegd, en er werd scherp onderscheid gemaakt tussen seculiere en gewijde muziek.
In later tijd – tot in de onze – is muziek veel subjectiever geworden. Het gaat nu in de eerste plaats om ons persoonlijke gevoel, de beleving. Er is dus opnieuw behoefte aan een vernieuwing van binnenuit.
Op drie manieren behoort christelijke muziek in de eredienst zich te richten op de Logos, op het Woord.
1. Het is gerelateerd aan Gods reddende daden, met het Paasfeest centraal.
2. Muziek is een vorm van gebed waarin de Geest ons leiden moet – en Hij leidt ons immer naar Christus. Door ons naar Christus te leiden heft Hij ons hart tot God.
3. Het Woord leidt ons uit individualisme naar de christelijke gemeenschap en de hele gemeenschap der heiligen. Christelijke liturgie is dus altijd iets kosmisch; het sluit aan bij de viering waarvan we lezen in de bijbel, en met name in het boek Openbaring. Al onze zingen en musiceren is in harmonie met de grote liturgie die de eeuwen en alle plaatsen omspant. Deze context trekt de liturgie en de muziek daarin weg van subjectiviteit; we conformeren ons aan wat universeel is, en dat geeft ons juist de vrijheid om de mooiste muziek te gebruiken.
Voor Schopenhauer is muziek een oorspronkelijke kracht die voortkomt uit iets dat aan de rede voorafgaat. Het is oorspronkelijker dan ons denken. Muziek moet wat hem betreft dus niet aan de rede, aan het Woord, worden onderworpen. Een christelijke visie op muziek is omgekeerd. De logos, de rede, het Woord, gaat aan de ethos vooraf. Ons zingen is juist een zingen met de rede van de engelen, waarbij het Woord, Christus, centraal staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten