Sommige mensen zien een kerkgebouw, of een aula van de school, bovenal als de ruimte die nodig is om de liturgie te vieren. Dat op zich is daarmee al heel anders dan veel religies die het heilige gebouw zien als de woonplaats van de goden.
Ruimtes waar christenen samenkwamen werden al snel domus ecclesiae, het huis van de kerk, het huis van de vergadering van Gods volk, genoemd. Dat werd al snel verkort tot kerk.
Het christelijke 'huis van de kerk' ontwikkelde zich in volstrekte continuiteit met de Joodse synagoge.
De synagoge was georienteerd op de aanwezigheid van God, en dat was onlosmakelijk verbonden met de tempel. De synagoge had daarom twee foci. De eerste was de zetel van Mozes. De rabbi die daarop zat keek niet naar het volk maar was met het volk gericht op de ark van het verbond, de plaats waar de Torah wordt gewaard. Dit vertegenwoordigt de verloren Ark. Die was tijdens de ballingschap verloren gegaan dus het Heilige der Heiligen was leeg in de nieuwe tempel.
De Ark van het Verbond in de synagoge verbeeldt de aanwezigheid van God. Door zijn Wet zit Hij op de troon in Israel. Hier is zijn ' echte aanwezigheid'. Hierdoor bleef ook in de synagoge de tempel de echte aandacht krijgen.
De orientatie van de liturgie van het woord in de synagoge bleef dus op de tempel met zijn offerdienst. En het lezen van de Wet en de gebeden werden voor Israel een redelijke eredienst, de offerdienst van het Woord.
De synagoge kwam niet bijeen in een gebouw van een specifieke architectuur. Het typisch Griekse gebouw voor publieke bijeenkomsten werd gebruikt, de basilika met zijn zuilengalerijen.
In het Semitische christendom hield de kerk deze bouwstijl lang vast, vooral onder de Monofysieten en de Nestorianen die in de vijfde eeuw geisoleerd raakten van ontwikkelingen in het Romeinse/Byzantijnse rijk.
Het christelijk geloof zorgde voor vier innovaties in de vorm van de synagoge. Die gaven het christendom zijn eigen profiel.
Ten eerste, de viering van de eredienst is niet langer op Jeruzalem gericht, want daar is geen tempel waar Gods aardse aanwezigheid is gecentreerd. Christenen bidden richting oosten, waar de zon opgaat. DIt is geen verering van de zon uiteraard, maar een erkenning dat de kosmos van Christus spreekt. HIj is de plaats van Gods aanwezigheid. In de vleeswording is de menselijke natuur de troon van God geworden; Hij heeft zich voor altijd verbonden aan de aarde en is beschikbaar voor onze gebeden. Christus is de 'opgang uit de hoogte'.
Deze gebedsorientatie dateert van de vroegste christelijke tijd en werd altijd als belangrijk onderdeel van de liturgie en van persoonlijk gebed gezien. Het richt zich op Christus die mens werd, die onze wereld binnenkwam. En het ziet uit naar zijn wederkomst.
Een tweede verandering is dat aan de oostkant van de kerk een tafel staat waarop de eucharistie wordt gevierd. We zagen, die eucharistie is een binnengaan in de liturgie van de hemel. Door daaraan deel te nemen, nemen we deel aan het eeuwige offer dat Christus bracht. Het altaar betekent het binnenkomen in de gemeenschap van Hem die als de zon uit het oosten komt en het uitgaan van de gemeenschap uit deze wereld door het voorhangsel dat gescheurd is.
Het altaar is dus op het oosten gericht en is daar onderdeel van.
Het derde verschil is dat waar in de synagoge de Thora centraal stond als verwijzing naar God en de tempel, de kerk daarvoor het Evangelie heeft. Alleen het Evangelie opent de Thora voor ons.
De troon van Mozes ontwikkelde zich spontaan tot de troon van de bisschop, die het Woord van God aan het volk doorgaf. Als die klaar was met zijn preek, die vaak van een plaats in het midden van de zaal werd gehouden omdat toen microfoons ontbraken, klonken de woorden: 'keert u tot de Heer', wat heel concreet betekende: volg de bisschop in de richting van het altaar, kijk naar het oosten.
De kerk had dus twee centra: die rond de preekstoel, en die rond het altaar. Iedeen draaide zich met degene die de eucharistie vierde, naar het oosten.
Een ander opvallend verschil met de synagoge was, dat in de kerk de vrouwen die in de synagoge in een galerij verborgen bleven, in de kerk mochten komen om aan de eredienst mee te doen. De synagoge was voor mannen. De publieke Liturgie van het Woord en de Eucharistie werd niet aan vrouwen gegeven, maar ze kregen met de mannen een gelijke plaats rond de preekstoel en het altaar.
Nav Joseph Cardinal Ratzinger, The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, San Francisco, 2000) pp. 62-73.
5 opmerkingen:
interessant, wist ik allemaal niet. Ik ben dit hoofdstuk maar eens in het boek zelf aan het lezen. Gek genoeg is dat grotendeels bij google books te vinden!
De vroege kerk sloot zeer nauw aan bij het Jodendom. Er is nogal wat geschreven de laatste jaren over het feit (?) dat gedurende de eerste eeuwen, de grenzen tussen kerk en synagoge beslist wat vaag waren. En dat dit precies de reden was waarom kerkleiders soms fel van leer trokken tegen de synagode - omdat ze wilden dat hun christenen zouden stoppen met naar de synangoge te gaan tijdens de feesten en zo.
Synagoge
aha. Nog andere goede boeken die je me kan aanraden over het ontstaan van de heilige ruimte in het christendom?
Menno, ik ben geheel geen expertt en ben zelf aan het speuren :-) maar hou je hier op de hoogte.
Een reactie posten